Twee arken door de woestijn

Een citaat van Emmanuel Levinas

Toen de Israëlieten door de woestijn trokken, droegen ze iets heel merk­waardigs: “En Mozes nam het gebeente van Jozef mee” {Ex.13:19}. Veertig jaar lang hebben ze dus door de woestijn getrokken met een mum­­mie in een ark. Aan het slot van Genesis wordt het woord ‘aron ge­bruikt. Daarin werd het gebeente van Jozef gelegd. Hetzelfde woord ‘aron wordt gebruikt voor de ark in de tabernakel. De Israë­lie­ten hebben dus steeds met twee arken door de woestijn ge­lopen. In wezen is dat altijd zo met het volk van God. In die ene ‘aron liggen de twee stenen tafelen. De tafelen van de vrij­heid. De Torah is oorspron­ke­lijk bedoeld als het handboek van de be­vrij­ding. In de ene ark de tafelen ten leven en in de andere ark het ge­beente van een dode. Daar gaan ze dan: met de stoffelijke resten van Jozef in een ark en aan de an­dere kant de ark van Hem, die eeuwig leeft.

En wat heeft die kist van een dode nu te maken met die kist van Hem die eeu­wig leeft? Hij die rust in die ark van de dode, heeft alles vol­­bracht wat geschre­ven staat op die tafelen, die daar rusten in de ark van de Eeuwig Levende. De levende God kan niet anders zijn te­ mid­­den van dit volk in de woestijn dan wan­neer die mummie aan zijn zijde gaat. Die kist van hem die gedaan heeft wat daar geschre­ven staat; en hij heeft daaraan gehoorzaamd en hij heeft dat nage­volgd tot het einde. En zo gaan twee arken zij aan zij. Want God wil zíjn te midden van de mensen in de geschiedenis van mensen. God is niet alleen de Eeuwige, maar Hij is ook de God die er wil zijn in de geschiedenis van men­sen.

 

Comments (0)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *