Inzamelaar, dat is Zijn Naam.

Door dr. K.D Goverts

’asaph  אסף
Dit is een van de kostbare woorden in de Schrift, een woord dat ons iets laat zien van Gods karakter. De grondbetekenis is: inzamelen, verzamelen, bijeenbrengen, oogsten. Hij, de Eeuwige zamelt in. Hij raakt niet kwijt, en soms staat het grondwoord in teksten waar het veelal niet consequent is vertaald. Gen. 30, 23  daar horen we Rachel, die zegt: “Elohim heeft mijn smaad weggenomen”, maar er staat eigenlijk: “Hij heeft mijn smaad ingezameld”.

Jes. 4, 1  “daar zijn zeven vrouwen, zij zullen één man vastgrijpen op die dag, te dien dage, zeggende: ons brood zullen wij eten, met onze mantel zullen wij ons kleden, alleen: geroepen worde uw naam over ons, zamel onze smaad in”.

Jes. 11, 12  “en Hij, de Messias, zal de verstotenen, de verdrevenen van Jisra’el inzamelen, verzamelen”.

Micha 2, 12  “Ik zal inzamelen, inzamelen u, o  Jakob in uw geheel”.

Micha 4, 6 Ik zal het hinkende verzamelen

Zeph. 1, 2  “Ik zal inzamelen ten einde toe –  een woordspel, een associatie tussen ’asaph  אסף verzamelen en soph  סוף – einde”.

Een heel intrigerend vers. De Statenvertaling zegt: “Ik zal ganselijk alles wegrapen uit dit land, spreekt de Heere”.  De herziene Statenvertaling [die geen vertaling is]: “Ik zal alles volkomen wegvagen van de aardbodem”.

Zeph. 3, 8 “Mijn oordeel is, de Heidenen [de goyim] te verzamelen, de koninkrijken te vergaderen”.

Zeph. 3, 19 “Ik zal de hinkenden behoeden, de uitgestotenen verzamelen, en Ik zal hen stellen tot een lof, en tot een naam, in het ganse land, waar zij beschaamd zijn geweest”.

Jer. 9, 22  “er is geen inzamelaar: als een graanschoof achter de maaier, die niemand inzamelt”.

Jes. 52, 12 “Want gijlieden zult niet met haast uitgaan, noch met vlucht heengaan, want de HEERE zal voor ulieder aangezicht henentrekken, en de God van Jisra’el zal uw achterdocht wezen. Andere vertalingen: “Hij zal uw achterhoede zijn”.

Maar eigenlijk staat er: me’asseph, מאסף  dat is: “Hij die u inzamelt, is de God van Jisra’el”.

Dan denk ik aan de vergeten garven, wat André Neher noemde: les gerbes oubliées, de schoven die op het veld achterbleven, niemand dacht meer aan hen. De boer had de oogst binnengehaald, en op een gegeven moment was hij naar huis gegaan: het is goed zo, het is genoeg zo, hard gewerkt, lang gezwoegd, nu maar over en sluiten, thuis wacht de rust van de avond, thuis,  daar is moeder de vrouw en daar staat de dis gedekt. Maar er stonden nog aren, en niemand dacht meer aan hen. Ze waren daar op de akker, en ze wisten, ze beseften: er komt geen landman meer, wij zijn uit het oog en uit het hart. Straks is het seizoen voorbij en dan kunnen we wachten op wat Willem Kloos dichtte: “dan komt het laat seizoen, we wachten roerloos de nabije winter, en dat was het dan”.

Het werd avond, het begon al donker te worden. De zon was ondergegaan. En toen: voetstappen. Wie zou daar wezen? Een late wandelaar, die denkt: als ik nu via de akker ga, kan ik een stuk van mijn route afsnijden? Of een mens die verdwaald is? Een reiziger, die op zoek is naar de dichtst bijzijnde herberg? De voeten staan stil. Een gestalte buigt zich over de garven heen. Een gestalte met een mand, en wat gebeurt er nu? Eén voor één, heel zorgzaam, worden de aren ingezameld. Ze hadden er niet meer op gerekend. Het laatste uur; de dag was oud, de uren waren ten einde, maar hier stond Eén die hen zag, en die hen bijeen raapte. De me’asseph. De Meester zelf, die Ene, die opraapt wat niemand opraapt; die inzamelt, wat niemand zoekt.
Die Ene, die zegt: “En het zal te dien dage geschieden, dat de HEERE dorsen zal, van de stroom der rivier af tot de rivier van Egypte, en gijlieden zult opgelezen worden, één voor één, gij kinderen van Jisra’el”  {Jes. 27, 12}

Zo is Hij, zo is Zijn diepste Wezen. Inzamelaar, dat is Zijn Naam.

Comments (0)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *