De dertiende maakt de twaalf tot één

Door dr. K.D Goverts

Oorspronkelijk was alles één. God was één. Dat er ook de aloude belij­denis van Israël. “De Eeuwige is onze God, de Eeuwige is één”.  Er zijn 12 zonen van Jakob, de 12 stammen van Israël. Als je de letters van het getal één (echad) optelt krijg je 13. Dus als je 12 zonen hebt, kom je er één tekort om tot die eenheid te ko­men. Op zijn sterfbed gaat Jakob zijn 12 zonen zegenen. Eén voor één komen die zonen bij Jakob, alleen Jakob wacht nog ergens op. En te midden van al die zegenspreuken zegt Jakob: “Op uw heil (jesju‘ah) wacht ik, o HERE”  {Gen.49:18}. Jakob wacht op die jesju‘ah, op de 13e. De Messias is de 13e. De 13e maakt de 12 tot één.

Vandaar dat 18e vers. Misschien ook wel als een verzuchting. Want Ja­kob vertelt over die 12 zonen en dat gaat soms ook met pijn en tranen ge­paard. Al die stammen hadden vaak ook hun verdriet en hun chaoti­sche wegen. En dan opeens is daar te midden van de 12 de 13e. Eén (echad) = 1+8+4 = 13.
13 is ook het getal van de liefde (’ahabah).  Als je de letters van het woord ’ahabah optelt, krijg je ook 13.

Comments (0)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *