De brief van Paulus aan de Efeziërs deel 1
13-11-2017 door Dr. K.D. GovertsEen algemene brief
“Paulus, door de wil van God een apostel van Chrisus Jezus, aan de heiligen en gelovigen in Christus Jezus, die (te Efeze) zijn” {Ef.1:1}.
Bij de aanhef van de Brief aan de Efeziërs valt het op, dat ‘te Efeze’ tussen haakjes staat. Dat wijst erop, dat er handschriften zijn geweest, waarin die woorden ‘te Efeze’ ontbraken. Vandaar dat men wel gezegd heeft, dat dit een algemene brief is; in het algemeen geschreven aan de gemeente van alle plaatsen, misschien zelfs van alle tijden. Oorspronkelijk moet dat ‘te Efeze’ er wel bij gestaan hebben. Zo vind je dat bijvoorbeeld bij Ignatius, die daarover het een en ander geschreven heeft, zo’n 45 jaar na Paulus. De oorspronkelijke tekst moet dus wel geweest zijn: ‘De brief aan de gemeente te Efeze’. Dat is daarom ook het geval, omdat er aan het eind van deze brief staat:
“Opdat ook gij van mij moogt weten, hoe het mij gaat, zal Tychikus, mijn geliefde broeder en getrouwe dienaar in de Here, u alles bekendmaken” {Ef.6:21}.
Tychikus wordt dus gezonden ‘om u alles bekend te maken’. Als het zou gaan om een algemene brief, zou dat in de praktijk moeilijk uitvoerbaar zijn. Waar zou Tychikus dan heen moeten om Paulus te vertegenwoordigen? Het ligt dus voor de hand te veronderstellen, dat deze brief oorspronkelijk wel geschreven is aan de gemeente van Efeze. Er zullen wellicht een paar kopieën in omloop zijn geweest, waar dan de plaatsnaam open was gelaten, zodat de brief ook verzonden kon worden aan andere gemeenten, die daar hun eigen naam dan konden invullen. Er wordt namelijk ook nog gezegd, dat de ene brief af en toe mag worden voorgelezen in de andere gemeenten.
“Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, aan de heiligen en gelovigen in Christus Jezus (in Messias Jezus – Jeshoea) die (te Efeze) zijn. {Ef.1:1}.
Zo luidt de aanhef van deze brief in het eerste vers.
En dan die typerende groet: “Genade voor u en vrede van God, onze Vader en van de Heer Jezus Christus (Jeshoea – Messias).{Ef.1:2}.
De aanleiding tot de brief
Een brief heeft meestal een aanleiding. Wat is je motief, je bedoeling van je schrijven? In de regel kun je zeggen: als je een brief gaat schrijven, doe je dat niet zomaar, willekeurig. Je hebt inspiratie, maar je bevindt je ook in een bepaalde situatie. Er is dus sprake van inspiratie en een situatie; van een achtergrond en een bepaalde actualiteit. Woorden hebben tot doel, ergens te ‘landen’. Waarom schrijft Paulus deze brief? Niet zomaar in het luchtledige, in een vacuüm, maar vanuit een concreet gegeven. Paulus is apostel geworden. Het woord apostel is in het Grieks: apostolos, in het Hebreeuwse sjaliach. Een sjaliach, eigenlijk een sjaliach dibbur, is een woordvoerder, een gezant. Het is iemand die een bepaalde boodschap moet overbrengen. Wat voor boodschap dan? Heeft Paulus iets speciaals, iets bijzonders, iets specifieks over te brengen?
Dat is de eerste vraag en de tweede vraag luidt:
Is er in het leven van Paulus een bepaalde ontwikkeling geweest? Daarmee samenhangend het derde punt: Hoe heeft Paulus als mens zich ontwikkeld? In de loop van de tijd, in de loop van de jaren, ga je als het goed is, steeds meer zién, steeds meer ontdekken. De perspectieven worden wijder en worden ook helderder. Je begint met eerst een beetje te zien en gaandeweg zie je steeds meer. De contouren worden scherper, het beeld wordt duidelijker en je krijgt steeds meer visie, zicht en doorzicht. Dan denken we aan de man, die door Jezus wordt genezen in Marcus 8: Eerst ziet hij de mensen wandelen als bomen, een vaag beeld. En dan in de tweede fase ziet hij alles of allen duidelijk en klaar. Dan worden de zaken transparant, doorzichtig. Wat heeft Paulus gezien? En van waaruit? Vaak, heel vaak, dat zie je wel meer, ook bij profeten en toch ook wel bij apostelen, worden visie en openbaring geboren vanuit een bepaalde pijn. Het komt niet uit de lucht vallen, het komt niet zómaar. De inzichten komen ook niet langs lijnen van geleidelijkheid, maar heel vaak vanuit een crisis. Vanuit de pijn, soms de pijn van het gemis, soms de pijn van de diepte, zodat je de neiging hebt om te zeggen: ach, had ik maar een makkelijker leven; dan was het allemaal wat prettiger en liep het wat vlotter, maar nu heb ik al die stormen en al die diepten. Ik heb er niet om gevraagd; het zal ook niet zo bedoeld zijn. Maar waarom gebeurt het dan op deze manier?
En dan ontdekken we, dat er juist in die stormen, in die pijn, in het verdriet, een vergezicht komt. Je ziet dan wat je nog nooit zag. Laten we eens naar de achtergrond van de Efezebrief kijken. Laten we proberen de bijbel te lezen met ons hart, met ons gevoel. Want wat heb je aan steriele woorden en algemene theorieën. Dan wordt het allemaal zo bespiegelend, theoretisch, vaag en ver weg of dogmatisch. Dogma’s zijn op hun tijd wel prettig. Soms zijn ze lastig en soms doodvermoeiend. Ze doden de geest, vooral als ze lang meegaan. Dan kunnen ze eindeloos verstenen en dan zìt je met al die versteende dogmatiek. Soms doet die versteende dogmatiek ontzettend pijn. Daar moest ik aan denken, toen ik de tragiek zag van mensen, die jaar en dag bezig geweest zijn met de Schriften en daarin vergrijzen. Op een gegeven moment weten ze niet meer, hoe ze het ooit nog zullen toepassen.
Dogma’s zonder leven
Ze hebben alle dogma’s op een rijtje en weten het precies. Als je dan vraagt: Waar is het leven, dan weten ze het niet. Het leven is tussen de stenen van de dogma’s doorgesijpeld. Het dogma bleef en het leven ging heen. Je kunt nog af en toe bij elkaar komen om het dogma in stand te houden en elkaar daarin koesteren en jezelf daarin eveneens koesteren en zeggen: Voorwaar, wij hèbben ‘het’. Dat is de pijn en de tragiek. De pijn van het hebben en het niet meer zijn. Ik moest daaraan denken en in dit geval heb ik een concrete ontmoeting voor ogen die mij toen verdriet deed. Ik dacht: Dat is een weg, die doodloopt, ook al is die weg recht. Ook dat kan; een rechte weg en toch gaat die weg ten dode. Er zijn vele rechte wegen die doodlopen. Is dat te vermijden? Hoe was Paulus’ ervaring dan in zijn dagen in de praktijk? Hoe was het voor hem een beleving, een weg? Hierbij moeten we tegelijk bedenken, dat Paulus veel Joodser en veel Hebreeuwser was dan meestal gedacht wordt. We moeten bedenken, dat Paulus hierbij in het voetspoor van Jezus is gegaan, om een recht spoor te trekken. Zoals een commentator op de Romeinen-brief heel treffend opmerkt: een karrenspoor. Een spoor door het zand, een ongebaande weg. Niet een verharde weg, niet geasfalteerd, geen snelweg, maar een karrenspoor naar onontgonnen land.
Het Koninkrijk is binnen uw bereik
Jezus was gekomen en Hij had het Koninkrijk geproclameerd. Mensen, kom terug, bekeert u, want het Koninkrijk is nabij, het Koninkrijk der hemelen, Malkoet hasjamajim. Het is dichtbij gekomen, naar het woord van Lucas 17:20-21:
-Het Koninkrijk is onder u. Of zoals een andere vertaling heeft:
-Het Koninkrijk is binnen in u. Of ook:
-Het Koninkrijk is binnen uw bereik.
Drie mogelijke vertalingen: Onder u, binnen uw bereik, binnen in u. En dan het raadsel dat mensen het Koninkrijk voor de deur hebben en er niet ingaan. Het raadsel dat mensen het Koninkrijk binnen hun bereik hebben en het niet zien. ‘t Is vlakbij en het gaat niet, zodat de insiders buitenstaanders worden. Zo dichtbij en toch gaat het aan je voorbij. Raadsel, tragiek, zelfs zo, dat de stad van je hart en de stad van je dromen de deur dicht doet. Het raadsel dat de Messias verworpen wordt door degenen, die Hem het naast stonden. En het Koninkrijk, zegt een woord in Matteüs, wordt weggenomen, gegeven aan een volk dat de vruchten ervan opbrengt. De deur gaat dicht en toch niet helemaal, want er wordt bij gezegd:
Totdat!
“Totdat gij zult zeggen: Baruch ‘atah, besjeem Adonai, gezegend zijt Gij, die komt in de naam van de Eeuwige”.
De volledige studie is in boekvorm te verkrijgen bij:
Anneke van der Ree,