Jacob en Esau
14-06-2010 door Dr. K.D. GovertsBroedervolken
«Toen zeide de HERE tot mij: gij hebt lang genoeg om dit gebergte heen getrokken, wendt u naar het noorden; gebied het volk aldus: gij gaat nu trekken door het gebied van uw broeders, de zonen van Esau, die in Seïr wonen; die zullen bevreesd voor u zijn. Neemt u echter zeer in acht; daagt hen niet uit, want Ik zal u van hun land zelfs geen voetbreed geven, omdat Ik het gebergte Seïr aan Esau tot een bezitting gegeven heb» Deut.2:2-5. Daar komen opeens de mensen van Esau in beeld en dat zijn broeders. Je hebt soms van die broeders, waarvan je denkt: wat moet ik er mee? Een van de kenmerkende aspecten van broeders is, dat je ze niet zelf uitkiest. Vrienden kun je kiezen, maar met broeders word je soms opgescheept. In de lijn van Deuteronomium 2 en 3 zien we déze doortocht:
1. Door het land van Esau.
2. Door het land van Moab.
3. Door het land van Ammon.
Esau is een broer, dus een broedervolk. Moab en Ammon waren ook nog familie, de zonen van Lot. En Lot was familie van Abraham. We krijgen dus een doortocht door drie broedervolken. En de sleutel van het verhaal van Deuteronomium 2 en 3 is: doe je broeder geen kwaad. Blijf van hun land af ! Je kunt dan misschien wel neerkijken op zulke broeders, maar het zijn toch broeders. Esau was wel niet het beste gezelschap en Moab en Ammon waren in bloedschande verwekt door de dronken Lot. Maar je blijft er toch van af ! Broedervolken moet je respecteren. Je bewaart je eigen identiteit, maar je broeders dien je te respecteren. Dat was één van de lessen, die het volk Israël in de ballingschap moest leren. Dan zie je ook een prachtige symboliek. Israël voltrekt zijn doortocht tussen de volken door. Net zoals ze eenmaal een doortocht maakten door de zee, trekken ze nu door de zee van volkeren. Die drie broedervolken moeten gerespecteerd worden, maar er worden ook volken genoemd, waarmee moet worden afgerekend: dat waren koning SICHON en OG. Die twee werden duidelijk als vijanden aangemerkt, dat waren tirannen. Tirannen, waarvan Psalm 149 zegt:
De tirannen die God weerstaan
zullen zij in de boeien slaan.
Zij juichen, nu het bruut geweld
voorgoed wordt neergeveld.
Dat is de les, die Israël in de ballingschap moest leren: wees verdraagzaam ten aanzien van je broeder. Ook als je broeder een beetje anders is, moet je hem nog wel ruimte geven om te leven. De massa is meestal intolerant. De massa duldt niet, dat je anders bent. De massa is in wezen heel tiranniek. De massa heeft in wezen één gebod: gij zult niet denken. Dat is het principe van alle dictaturen.
Ismaël
Er zijn nogal wat parallellen tussen het verhaal van Isaäk en Ismaël enerzijds en het verhaal van Jakob en Esau anderzijds. Over Ismaël wordt geprofeteerd: «Hij zal een wilde ezel van een mens zijn; zijn hand zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem, en hij zal ten aanschouwen van al zijn broederen wonen». Gen.16:12. Bij die term ‘wilde ezel’ moet je in acht nemen, dat Ismaël daar staat als beeld van de volkeren. Bij die volkeren gaat het er ook vaak nogal onstuimig aan toe. Hij zal wonen voor het aangezicht van zijn broederen. Dat is de belofte wonen. In de Bijbel is dat een woord met een meerwaarde. Voor het aangezicht van zijn broeders. Dan wordt het toch nog een broederverhaal. Wild en ongetemd, maar toch: wonen. Een wilde ezel: altijd maar rennen, vliegen en balken, maar dan toch op je plaats komen.
Aan de eindpaal van de tijden
ziet mijn oog de geest van ‘t kwaad
moe geworsteld en ontwapend
tot geen afval meer in staat.
Moegeworsteld en ontwapend. Het lijkt wel wat op Esau. Telkens kom je ze weer tegen: de Esaus, de Kaïns, de Ismaëls. God zegt: ze komen op hun plaats.
Dan zal ‘t licht zijn, eeuwig licht zijn,
licht uit licht en duisternis.
Dan mogen de Esaus en de Ismaëls binnenkomen, ze hebben nog zo veel in te halen. Ze hebben gejaagd en gerend, maar niet geleefd, daar hadden ze geen tijd voor. En dán mogen ze horen naar het volk van de stem. De stem is Jakobs stem.
De rest van de mensheid
«Opdat zij beërven de rest van Edom en van alle volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het woord van de HERE die dit doet» Amos 9:12. Het woord EDOM was oorspronkelijk geschreven zonder klinkers, van dezelfde letters kun je het woord ADAM maken. Toen hebben de Alexandrijnse Joden bij de vertaling in het Grieks gezegd: «De rest van de mensen» Van Edom naar Adam. De kring wordt steeds wijder. Edom stond voor Esau, de broer van Jakob. Dàt, zeiden ze, zijn ook de twee hoofdtypen van de mensheid. Of je hoort bij Jakob, óf je hoort bij Esau. «Opdat het overige deel der mensen de HERE zoeke, en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen, spreekt de HERE, die deze dingen doet» Hand.15:17. In Handelingen 15 wordt dus Amos 9 aangehaald. «Opdat zij beërven de rest van Edom». Jakob zal dus Esau beërven. Later hebben de rabbijnen gezegd: Edom is Rome. De wereld buiten Israël, het grote Romeinse keizerrijk werd indertijd beschouwd als Edom. En heel wonderlijk, Herodes was een Edomiet, die regeerde namens Rome over Israël. Dat was eigenlijk de wereld op zijn kop. Edom was de baas over Israël, Esau regeerde over Jakob. De profeten zeggen dan: op een keer wordt dat andersom, het onderste komt boven, Jakob zal Esau beërven. Maar, in plaats van Edom kun je ook lezen: Rome. En Rome vertegenwoordigde de gehele mensheid. De mensheid wordt dus erfenis van Israël.
Israël en Edom
Nog tijdens Mozes was de verhouding tussen Edom en Israël draaglijk, ook al liet Edom aan Israël niet toe, door zijn gebied te trekken. De haat van Edom tegen Israël laaide eerst op in de dagen van David, toen de harde Joab in Edom verschrikkelijk huis hield. Een half jaar lang moordde Joab heel de mannelijke bevolking uit. Dat hield natuurlijk in, dat de vrouwen de slavinnen van zijn soldaten werden. Een klein groepje krijgslieden weet te ontsnappen naar Egypte, een klein prinsje smokkelen ze mee. Het groeit op in Egypte aan het hof, verteerd door heimwee naar zijn dorre woestijnen. Dan verzamelt hij het restant van de krijgers van Edom om zich heen en vertrekt naar Edom. Uit dit armzalig overschot is tijdens Salomo’s regering het nieuwe Edom geboren. We zien hier merkwaardige lijnen lopen. Onze gedachten gaan automatisch naar dat andere prinsje aan het koninklijk hof, Mozes, die zijn volk ook weer naar het Land der Vaderen leidt. We denken aan de vlucht van Jozef en Maria, ook naar Egypte. Ook zij waren op de vlucht voor moordenaars. Op de vlucht voor Herodes, een Edomiet. Zo roodharig als Esau zelf. Later hebben de koningen van Juda herhaalde expedities gehouden in Edoms bergwildernissen om dit volk schatplichtig te houden. Op zijn beurt heeft Edom soms plundertochten tot diep in Juda gemaakt. Bij de verwoesting van de tempel door Nebukadnessar schijnen Edomitische hulptroepen Babylon belangrijke diensten te hebben bewezen. Israël was daarover uiterst verontwaardigd, omdat het zich nu opeens herinnerde dat Edom een broedervolk was. Iets wat ze vóór die tijd voor het gemak maar vergeten waren. Als een groep ballingen later uit Babel terugkeert, bemerken ze, dat de Edomitische bedoeïnen in het zuiden aanzienlijk naar het noorden waren opgeschoven in het land van Juda, in de lange jaren dat dit land leeg was geweest. Nog later komt koning Herodes dan aan de regering, een Edomiet. Het lijkt, of de eindoverwinning aan Edom is. Herodes, die de kindermoord van Bethlehem op zijn geweten heeft. Esau tracht Jakob te vermoorden, zo lijkt het wel. En nu gebruikt Esau een list: Herodes zegt: ‘ik wil de koning gaan aanbidden’. Herodes zal bij de kindermoord zijn elite-troepen hebben ingezet: roodblonde Germanen, via keizer Augustus gekregen uit de failliete boedel van de Egyptische koningin Cleopatra na haar dood. Ook keizer Nero had zulke Batavenbeulen om zich heen als willige werktuigen bij zijn Christenvervolging. Tegen bovenstaande achtergrond moeten we ook de profetieën zien, die onder andere door de profeten Amos en Obadja ten aanzien van Edom zijn uitgesproken.
Profetie over Edom
Over Edom wordt geprofeteerd: «Pelikaan en roerdomp nemen het in bezit, uil en raaf huizen daar; Hij spant daarover het meetsnoer der woestheid en het paslood der ledigheid» Jes.34:11. Woestheid en ledigheid, “tohu wabohu”; dus chaos. Hier wordt dat in Jesaja gezegd in verband met het gericht over Edom. De profeet zegt, dat het hele koninkrijk van Edom “tohu wabohu” wordt, net als in het begin van Genesis. Al die machten en machthebbers worden teruggebracht tot de toestand zoals die in Genesis 1 beschreven werd. Daarmee wordt op dat moment die chaos teruggebracht tot een beperkt gebied. God gaat de chaos inperken. Onze vertaling zet er boven: “Het gericht Gods over Edom”. Maar als God met zijn gericht komt, heeft dat altijd een positief doel. Een gericht betekent bij God nooit: vernietiging. Bij God is het gericht niet het einde, maar een nieuw begin.
De ondergang van Edom
«Want Ik heb gezworen bij Mijzelf, luidt het woord des HEREN, dat Bosra tot een voorwerp van ontzetting, van smaad, van verstomming en van vervloeking zal worden en dat al zijn steden tot eeuwige puinhopen zullen worden» Jer.49:13. Bosra was de hoofdstad van Edom. Het zal een voorwerp van ontzetting worden. De naam Bosra betekent: fort, vast, vaststaan. Het was een vesting, die zogenaamd niet neer te halen was. Maar dan wordt er geprofeteerd in vers 10: «Maar Ik schil Esau af en leg zijn schuilhoeken bloot» Jer.49:10.
IJzer uit Edom
Er blijkt een groot koper- en ijzerindustriegebied te zijn geweest in het oude Edom. Het centrum was Ezeon-Geber, de haven van Salomo aan de Rode Zee. Pas in de tijd van Saul en David leerden de Israëlieten om ijzer te vervaardigen. Tot die tijd leefden ze dus in het bronzen tijdperk.
Godsspraak over Duma
De Godsspraak over Duma. Men roept tot mij uit Seïr: Wachter, wat is er van de nacht?» Jes.21:11. Duma en Seïr zijn andere benamingen voor Edom. Seïr betekent ook al: ruig, ruigharig. Lang haar betekent in de Psalmen en in het boek Openbaring vaak, dat mensen iets te verbergen hebben. Twee natiën, die zich vanuit de moederschoot, vanuit dezelfde gemeente, zullen scheiden. Jakob was niet die bleekneus uit de zondagsschoolverhalen, het moedersjochie dat altijd in de tent bij moeders zat. Maar hij luisterde wel veel naar moeder Rebekka, vanwege de belofte, die zij had. En dan kom je uiteindelijk bij de Moederbelofte. Wachter, wat is er van de nacht? «Omdat gij een eeuwige vijandschap hebt gekoesterd en gij de Israëlieten hebt overgeleverd aan het geweld van het zwaard ten tijde van hun rampspoed, ten tijde van de eindafrekening, daarom, zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here HERE, tot bloed zal Ik u maken en bloed zal u vervolgen; daar gij het vergieten van bloed niet hebt geschuwd, zal bloed u vervolgen». Ez.35:5-6. Viermaal horen we in vers 6 het woord BLOED. In het Hebreeuws is dat het woord DAM. EDOM, of rood, roept als het ware het bloed, DAM over zich heen. God zegt: eigenlijk hebben jullie tegen Mij een grote mond opengezet. «Ja, gij hebt een hoge toon tegen Mij aangeslagen en grote woorden tegen Mij opeengestapeld – Ik heb het wel gehoord» Ez.35:13.
«Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen» 2 Petr.3:3
Aanval op Edom
Juist op Jom Kippur, 6 oktober 1973, werd Israël aangevallen door Ismaël en Edom. (Egypte en Syrië). Ook de nazi’s hebben weloverwogen Grote Verzoendag uitgekozen om hun selecties toe te passen in Auschwitz. De massamoord in Babi-Jar (Oekraïne) in 1941 vond ook zijn hoogtepunt op Jom Kippur. Geïnspireerd door de nazi’s, ontsnapt uit ‘het derde rijk’, hebben Egypte en Syrië Jom Kippur uitgekozen als de dag van de aanval. André Neher zegt: ze hebben de Joodse boom proberen te breken, maar vergaten, dat die boom niet alleen zijn wortels had in de aarde, maar ook in de hemel. Uitgerekend op díe dag wordt gelezen uit Jesaja 57. «Hij zegt: Verhoogt, verhoogt, bereidt de weg. Verwijdert de struikelblokken van de weg mijns volks» Jes.57:14. Uitgerekend op die dag hebben ze het struikelblok neergelegd. De sjofar werd doorkruist door het geloei van de sirene. In wezen is dat de worsteling van Jakob. Ze werden herinnerd aan de bovenmenselijke strijd van Jakob, die nacht toen hij Israël werd.
Een ster gaat op in Jakob
«Zij hoorden de koning aan en reisden weg; en zie, de STER, die zij hadden gezien in het Oosten, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats waar het kind was» Matt.2:9. De STER komt uit de Torah. «Een ster gaat op in Jakob» Num.24:17. De ster is de vervulling van Numeri 24. Bileam, die een ster heeft gezien, was ook een heidense waarzegger, een magiër. «Want er bestaat geen bezwering tegen JAKOB, noch waarzeggerij tegen ISRAËL» Num.23:23. Bileam wordt profeet en ziet de ster profetisch. De wijzen uit het Oosten zien de ster opnieuw. Bileam moet tegen wil en dank Israël zegenen en wordt daardoor tot een profeet. «Dan zal EDOM een veroverd gebied wezen» Num.24:18a. Het is opmerkelijk, dat Herodes een Edomiet is. Door de ster uit Jakob wordt Herodes ‘veroverd gebied’. Als de ster in Jakob opgaat, wordt tegen Herodes gericht uitgeoefend. De ster uit Jakob is het gericht tegen Edom. Herodes was niet de rechtmatige koning van Israël. Herodes heeft gedacht: ‘Een Koning?’ – daar gaat mijn troon! Vandaar de vervolging tegen Jezus. Het opgaan van de ster uit Jakob is een doorkruising van het denken van die tijd: de tijd van de astrologie. God doorkruiste de sterrenhemel.
Edom wordt woest en ledig
«Pelikaan en roerdomp nemen het in bezit, uil en raaf huizen daar; Hij spant daarover het meetsnoer der woestheid en het paslood der ledigheid» Jes.34:11. Edom heeft zijn oorsprong in Genesis. Edom was oorspronkelijk Esau. Jakob en Esau kregen allebei een tweede naam. Jakob werd Israël en Esau werd Edom. Dan zie je, dat ze juist met die tweede naam uit elkaar groeien. Jakob kreeg zijn tweede naam vanwege die worsteling bij de Jabbok. Jakob wordt Israël; en die naam betekent: Strijder Gods, of: God Strijdt; ook: God Heerst. Edom had zijn tweede naam te danken aan de soep, die hij gegeten had. Je wordt genoemd naar datgene wat je eet; dat is een geestelijk principe. Je ontvangt je naam vanuit datgene waar je het meest naar verlangt. Esau verlangde meer naar het linzengerecht dan naar het eerstgeboorterecht. Jakob had zijn hart gericht op de geestelijke werkelijkheid, en dus ontvangt hij van daaruit ook zijn naam. Edom, dat zijn hart alleen maar richt op de natuurlijke dingen, komt in de chaos terecht, in een toestand van woest en ledig. Edom keert in feite terug naar de toestand van voor de schepping, terug naar Genesis 1:2. Het keert terug naar de chaos, de toestand van de kolkende afgrond. «Zijn beken verkeren in pek, zijn stof en zwavel en zijn land wordt tot brandend pek, dat dag noch nacht uitgaat; voor altijd stijgt zijn rook op, van geslacht tot geslacht ligt het woest, tot in alle eeuwigheden trekt niemand daardoor» Jes.34:9-10.
‘Voor altijd stijgt zijn rook op’.
Daar zie je hetzelfde beeld als in het boek Openbaring, waar ook rook uit de afgrond opstijgt. Dan zie je nog een heel merkwaardig punt, dat verbonden wordt met dat ‘woest en ledig’. «Van zijn edelen is er geen, die het koninkrijk uitroept, en geen zijner vorsten is er meer» Jes.34:12. Als je ‘woest en ledig’ bent, heb je geen koninkrijk meer. Dan is er niemand meer, die het koninkrijk proclameert. Je kunt ook vertalen: koningschap. Er is niemand, die het koningschap uitroept. Dan krijg je de houding van: ieder doet wat goed is in zijn eigen ogen. En krijg je de toestand uit het boek Richteren. De roeping van de gemeente is juist, om het Koninkrijk uit te roepen. Als er niemand van de edelen het Koninkrijk uitroept, wie zou het dàn moeten doen! Als Esau het Koninkrijk niet uitroept, dan moet Jakob – die Israël geworden is – dat doen. Het is belangrijk, dat de gemeente dat Koninkrijk gaat proclameren. De gemeente moet wel haar mond openen. De gemeente moet in de geestelijke wereld het Koningschap verkondigen en proclameren. ‘Geen van de vorsten is er meer’, staat er in vers 12. Dan krijg je een situatie zoals vers 13 zegt: «In zijn burchten schieten dorens op, netels en distels in zijn vestingen; en het zal een verblijf voor de jakhalzen zijn, een hof voor de struisvogels» Jes.34:13. Daar zie je die dorens en distels. Het zal een verblijf voor de jakhalzen zijn; dat is het klimaat van de dood. Jakhalzen zijn aaseters, die doen niets dan eindeloos huilen.
‘Een hof voor de struisvogels’
Dat is wel iets anders dan de Hof des Heren. En dan wordt er een uitgebreide beschrijving gegeven van die troosteloze toestand. «Hyena’s treffen daar wilde honden aan, veldgeesten ontmoeten elkander; ja, daar zal het nachtspook verwijlen en een rustplaats voor zich vinden. Daar nestelt de pijlslang, legt haar eieren, broedt ze uit en koestert ze in de schaduw; ja, daar verzamelen zich gieren» Jes.34:14-15. «Voor altijd zullen zij het (het land) bezitten, van geslacht tot geslacht daarin wonen» Jes.34:17. Dat betekent, dat hun gebied wordt ingeperkt, ze worden allemaal samengebracht daar in het koninkrijk van Edom. Dat betekent, dat ze nergens anders meer kunnen wonen. Er zijn ook vertalingen, die dat laten uitkomen. Die zeggen bijvoorbeeld in vers 15: «Alleen daar nestelt de pijlslang». «Alleen daar zal het nachtspook verwijlen». God gaat hun gebied inperken. Anders zou je denken, als je die verzen 16 en 17 leest, dat God ze juist de ruimte geeft. Maar God gaat hun gebied inperken en zegt: alleen dáár, alleen in Edom. God concentreert ze als het ware in Edom, omdat God Edom niet kan beschermen. Edom wordt prijsgegeven, want die mensen geven zichzelf prijs. Jesaja 34 staat wel in een bepaald verband. De sleutel zie je in vers 8: «Want de HERE houdt een dag van wraak, een jaar van vergelding in Sions rechtsgeding». Het is God begonnen om Sion. Het is het rechtsgeding van Sion. God neemt het op voor Sion, en daarom gaat vanuit Sion ook die wraak komen. Dat wil zeggen: dat is de wraak over de machten. Daar zitten twee kanten aan: ‘Een dag van wraak’. Dat heeft dus te maken met de vijanden. ‘Een jaar van vergelding’. Het woord ‘vergelding’ hangt eigenlijk samen met het woord sjalom, vrede. Je zou hier dus kunnen zeggen: ‘Een jaar van tot vrede brengen’. Een jaar waarin God de dingen weer tot sjalom, (=gaaf), brengt. Dus eigenlijk de tegenhanger van dat woest en ledig.
EDOM wordt woest en ledig.
SION wordt gaaf, tot vrede gebracht.
Als de gemeente gaaf wordt, worden alle vijanden, die pijlslangen, die jakhalzen, enzovoort, verbannen. Het enige verbanningsoord dat dan nog voor hen overblijft, is Edom. Dat is, wat in het boek Openbaring Babel wordt genoemd. «En zij is geworden een woonplaats van duivelen, een schuilplaats voor alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte» Op.18:2. Al die machten, aangeduid als dieren, komen daar samen, omdat ze nergens anders meer kunnen blijven. De sleutel in dit gedeelte is dus, dat de gemeente het Koninkrijk gaat uitroepen. Dan blijft er nog één woonplaats over, en dat is de afgrond. Dat is hun laatste wijkplaats. Nergens anders kunnen ze meer onderdak krijgen. In Sion worden ze immers dakloos, daar worden ze uitgebannen. Uit Sion wordt de chaos verbannen. In Sion gaat God het volk toebereiden, dat dan ook het zwaard gaat hanteren.
Herodes, de Edomiet
Toen keizer Augustus aan de macht kwam, wist Herodes de Grote, die toen al regeerde, zich als koning te handhaven. Daaruit alleen al blijkt, dat hij een sluw man was. De Sadduceeën waren de voornaamste raadslieden voor Herodes. Hij moest niets van de puriteinse Farizeeën hebben. Op zìjn manier verdedigde hij het Joodse geloof. Hij hèrbouwde de tempel; maar hij bouwde nog veel meer: amfitheaters, renbanen en zelfs een tempel voor keizer Augustus. In wezen begreep hij als Idumeeër het Joodse geloof niet. Idumea is de Griekse naam voor Edom. Hij werd mede daarom door de Joden diep gehaat. Hij was “het monster van het kwaad”. De Joden schoven hem zelfs een Filistijnse afkomst in de schoenen. Dieper kun je iemand nauwelijks beledigen. Maar het ergste voor de Joden was, dat hij de Romeinse overheersers vertegenwoordigde. Verder was hij wreed en hebzuchtig. Dit laatste leidde tot buitensporig hoge belastingen. Hij huwde tien vrouwen, die er allemaal van overtuigd waren, dat haar zonen koning moesten worden. In zijn familie werd het dan ook een puinhoop. «Dan zult gij over u de koning aanstellen, die de HERE, uw God, verkiezen zal; uit het midden van uw broeders zult gij een koning over u aanstellen; geen buitenlander, die uw broeder niet is, zult gij over u mogen aanstellen» Deut.17:15. Op grond van deze tekst waren de Joden van mening, dat het koningschap van Herodes onwettig was. «De Edomiet zult gij niet verafschuwen, want hij is uw broeder» Deut.23:7. Op grond van deze tekst, vond Herodes op zijn beurt, dat zijn koningschap wèl wettig was. Herodes voelde zich, vooral aan het eind van zijn regering, aan alle kanten bedreigd en werd dan ook steeds wantrouwiger. Hij verbood samenscholingen. Een deel van zijn familie ruimde hij uit de weg. Volgens de rabbijnen is EDOM een aanduiding voor ROME. Als je je dan afvraagt, of je Rome profetisch aangeduid moet zien, is de mening van de rabbijnen, dat er bij openbaring geen vroeger of later is.
De vos Herodes
«Vangt ons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden bederven, nu onze wijngaarden in bloei staan» Hoogl.2:15. In de traditie wordt de vos vaak gezien als een heenwijzing naar AMALEK. Amalek was een afstammeling van ESAU. Amalek vormde een bedreiging voor Israël, toen het volk door de woestijn trok. Amalek tracht de voortgang van de uittocht te blokkeren. De verwoesting van de wijngaard is aanduiding voor vervolging en verdrukking. Vossen willen het herstel van de wijngaard, beeld van het Koninkrijk Gods, tegenhouden. In de wijngaard eten de vossen niet alleen het jonge loof, maar ze breken ook de takken. De vos kom je ook weer tegen bij de herbouw van de tempel. «Al bouwen zij ook, als er maar een vos tegen hun stenen muur opspringt, doet hij hem afbrokkelen» Neh.4:3. Die vossen zijn de gedachten, die de mens afhouden van het woord van God, van je bestemming, van datgene wat God voor de mens heeft bereid. Jezus gebruikt het woord vos ook in verband met Herodes. «Terzelfder tijd kwamen enige Farizeeën en zeiden tot Hem: Ga heen en vertrek vanhier, want Herodes wil U doden. En Hij zeide tot hen: Gaat heen en zegt die vos: Zie, Ik drijf boze geesten uit en volbreng genezingen, heden en morgen, en op de derde dag ben Ik gereed» Luc.13:31-32. Letterlijk: «op de derde dag ben Ik voleindigd». Jezus laat zich niet van zijn weg afbrengen, ook niet door deze vos. Jezus heeft die vossen, die Hem van de weg wilden afbrengen, onderkend. Het gaat erom, je bestemming tegenover Amalek te blijven vasthouden. Dat principe van Amalek, om de zwakken aan te vallen, om de achterhoede te overweldigen, kom je steeds weer tegen. Amalek wil de uittocht ongedaan maken. Jezus was juist bezig met de grote uittocht. Mozes en Elia spraken immers met Hem over de uittocht, die Hij in Jeruzalem zou volbrengen. Mozes en Elia, Torah en Profeten, vertegenwoordigden beiden de uittocht. Mozes, die het volk uit Egypte had geleid. Elia, die het volk uit de Baäldienst had geleid.
Esau betekent: ruige, ruigharig, harig. Edom betekent rood.
Het woord EDOM heeft nauwe verwantschap met het woord adam en adamah. De adamah is de akker. Hierbij moeten we niet denken aan zwarte donkere klei, zoals wij dat kennen, maar aan roodachtige, pulverachtige grond. Bovendien heeft het woord EDOM verwantschap met het woord dam, de naam voor bloed. Ook hier speelt die kleur rood dus weer een rol. Wanneer je vanaf de oosthelling van de Olijfberg naar de overkant van de Dode Zee keek, zag je het ruige berglandschap van Edom. (Vergelijk ‘ruigharig’). De bergen en rotsen hebben daar vaak een roodachtige kleur. De Rode Zee heeft trouwens zijn naam te danken aan de kleur van de rotsen en bergen langs de oevers. Merkwaardigerwijs hadden de Herodessen rood haar, of ze droegen rode pruiken. In dat opzicht deden ze de bijnaam vos ook eer aan. Van vossen is bekend, dat ze in een nauwe graad van bloedverwantschap paren. In de familiegeschiedenis van de Herodessen was inteelt en bloedschande ook aan de orde van de dag. In de woestijn van Juda onder Jeruzalem heeft Herodes ook verschillende vestingen gebouwd om zich daar in tijden van gevaar te kunnen verschansen. Die vestingen waren voor een gedeelte ondergronds. Hij groef zich in als een vos in zijn hol. Van keizer Augustus heeft Herodes eens een afdeling van zijn lijfwacht gekregen als geschenk. Deze garde-soldaten bestonden uit Bataven, geïmporteerd uit Germanië, dus wellicht ook uit Nederland. De keizer had een voorkeur voor deze rijzige rood-blonde Germanen. En ook Herodes was erg ingenomen met dit geschenk. Wellicht waren deze ‘elitetroepen’ betrokken bij de kindermoord te Bethlehem. We hoeven dus niet zo blij te zijn met deze voorouders. “’t Nakroost dier gespierde braven”, zoals een oud lied heel bombastisch zegt. Als Jezus over Herodes spreekt als ‘die vos’, zal hij misschien de jakhals hebben bedoeld. In de vertalingen wordt weinig onderscheid gemaakt tussen jakhalzen en vossen. De jakhals werd gezien als een listig, verachtelijk wezen. De leugenprofeten werden hiermee vergeleken. «Als vossen in bouwvallen zijn uw profeten, Israël» Ez.13:4. Jakhalzen leven van aas, en zijn derhalve in de symboliek ook verbonden met de dood. Ook wat dat betreft zou deze benaming voor Herodes dus goed bij hem passen.
Lang haar
Esau = harig, ruigharig.
Seïr = harig, ruig.
Edom = rood.
Nakomelingen van Esau zou je ‘roodharigen’ kunnen noemen. Merkwaardigerwijs waren de Herodessen als nakomelingen van Esau inderdaad roodharig. In Psalm 68 wordt dat harige, dat ruige, geassocieerd met de vijandschap tegen God. «Waarlijk, God verplettert het hoofd van zijn vijanden, de harige schedel van wie volhardt in zijn schuldige daden» Ps.68:22. Bij Simson en anderen zien we, hoe lang haar een teken was van het gewijd zijn aan God. Als tegenstelling, zoals in Psalm 68, wordt lang haar dan teken van het toegewijd zijn aan de vijand van God.
Voleindigd
«En Hij zeide tot hen: Gaat heen en zegt die vos: Zie, Ik drijf boze geesten uit en volbreng genezingen, heden en morgen, en op de derde dag ben Ik gereed» Luc.13:31. Letterlijk kun je ook vertalen: «Op de derde dag word Ik voleindigd». Dan wordt dè Adam voleindigd, Jezus. Maar ìn Jezus die eerste Adam. Want Jezus is niet gekomen om die eerste Adam aan de kant te schuiven, maar om hem mee te nemen, Jezus, inclusief Adam. De laatste Adam inclusief de eerste Adam. Dan hoeft er niet nog eens apart te worden betaald. In de laatste Adam is alles betaald. ‘Heden en morgen’, baanbreken, boze geesten uitdrijven, dat Koninkrijk laten komen en op de derde dag word Ik voleindigd. “De laatste Adam brengt de eerste Adam aan het licht”, zegt Henk Abma zo mooi. De laatste Adam gaat dus niet de eerste Adam eruit gooien, Hij schuift hem niet aan de kant als een soort mislukkeling. Nee, de laatste Adam voltooit de eerste Adam, brengt hem aan het licht, brengt hem helemaal tot helderheid.
Dam en Adam
Het woord Adam betekent mens. Als we dat woord in tweeën snijden, dan krijgen we het woord dam, wat bloed in het Hebreeuws betekent. Voor dat woord ‘dam’ zet je dan een aleph. En de aleph vertegenwoordigt de eenheid. Dus de ADAM is degene, die met zijn bloed alle dingen weer één maakt. Met het bloed van Jezus worden alle dingen weer één gemaakt. Zo zie je, dat Jezus helemaal de ware Adam is. Met zijn bloed maakt Hij de mensen één. Het kwaad eruit en de ziel erin. Je krijgt weer geest, je krijgt weer ziel. Je wordt één van binnen. Door het bloed ben je tot de aleph gekomen, dan ben je weer echt Adam. Dan zeg je: hier staat Adam. Dan zie je ook, dat je eindelijk af bent van die vreselijke krenterigheid en dat eeuwenoude negativisme, om bij de naam Adam meteen aan iets akeligs te denken. Dan hoef je niet meer te zeggen: dat is ‘de oude Adam’, neen, het is de Nieuwe Adam. En die nieuwe Adam is terug van weggeweest, van oorsprong her. Hij is door het bloed weer één geworden. A – dam; door het bloed weer één.
Rachel weent om haar kinderen
«Toen werd vervuld het woord, gesproken door de profeet Jeremia, toen hij zeide: Een stem is te Rama gehoord, geween en veel geklaag; Rachel, wenend om haar kinderen, weigert zich te laten troosten, omdat zij niet meer zijn» Matt.2:17-18. Herodes staat hier als vertegenwoordiger van het valse koningschap, met als doel het ware koningschap uit te roeien. In feite is Herodes een type van de antichrist. Het boek Exodus begint óók met een koning, de Farao van Egypte. Deze zegt letterlijk: «Al wat zoon is, zal ik doden». We zien dezelfde tegenstand. De naam kan wisselen, maar het is dezelfde gestalte, het is dezelfde geest. Het is de haat tegen het zaad van de vrouw. In Exodus komt hetzelfde aan de orde als wat er in Mattheüs staat: «Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen».
In het boek van de profeet Jeremia lezen we:
«Zo zegt de HERE: weerhoud uw stem van wenen, uw ogen van tranen; want er is loon voor uw arbeid, zij zullen terugkeren uit het land van de vijand. Ja, er is hoop voor uw toekomst, luidt het woord des HEREN, de kinderen zullen naar hun gebied terugkeren» Jer.31:16-17. Dit is als het ware een belofte voor Rachel. Rachel is de stammoeder van Israël. Het eerst raakt zij Jozef kwijt en daarna Benjamin. Zo is het ook met het volk Israël gegaan. Het eerst ging Jozef in ballingschap, het 10-stammenrijk. Daarna ging Benjamin in ballingschap, het 2-stammenrijk. Nu is Rachel haar kinderen kwijt. Wat Bethlehem doormaakt, staat model voor heel Israël en voor Jezus, die door Judas wordt verkocht. In wezen wordt een volk kinderloos door de ‘mensenmoorder van den beginne’. Er is nog een woord, dat in Mattheüs 2 een speciale rol speelt, dat is de moeder. In de verzen 11,13,20 en 21 wordt gesproken over: ‘Het kind en zijn moeder’. Rachel staat als gestalte namens al de moeders van Bethlehem en in wezen namens al de moeders van gans Israël. De Schrift spreekt heel intens over de moeder. Als een moeder verdriet heeft, is dat voor buitenstaanders moeilijk te peilen of aan te voelen. Moeders zijn unieke mensen. Het verdriet van al de moeders wordt in de gestalte van Rachel samengebald. Daar tegenover staat die andere moeder: Maria, om heen te wijzen naar de Messias, die als Trooster komende is. Rachel weigert zich te laten troosten. Zij wordt vertroost als de Messias komt. Er is heel veel leed in de geschiedenis, wat getroost moet worden. In wezen wacht alles op de troost, die de Messias gaat brengen. Juist daarom wordt het in het begin van Mattheüs aangeduid. Een van de eerste woorden, die Jezus spreekt in de Zaligsprekingen is: «Zalig de treurenden, want zij zullen vertroost worden». Het is het antwoord voor Rachel, het is het antwoord op Mattheüs 2. De kinderen zullen naar hun gebied terugkeren, zij zullen thuiskomen.
De volledige studie is in boekvorm te verkrijgen bij:
J. Bies
Schaperstraat 104
3317 LR Dordrecht
Tel:078-6510685
Giro 1292693
E-mail jan.bies@kpnplanet.nl
– Prijzen zijn excl. Verzendkosten
– Van elk boek wordt € 2.25 afgedragen aan het Afrika-fonds