Hoe ver kan liefde gaan?
24-12-2018 door Dr. K.D. GovertsIn die zin zit er een bepaald intern principe achter. Je zou ook kunnen zeggen: Een innerlijke noodzaak. Jezus is zo intens vervuld van liefde voor de mensen, dat Hij eigenlijk van binnenuit – vanuit de weg van de liefde – niet anders kan. Hij kan niet anders dan ze vasthouden.
Zoals iemand die ten koste van alles een drenkeling vasthoudt en desnoods mee naar de diepte gaat. Vanuit die innerlijke drang is Jezus die weg gegaan.
“Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” { Joh.3:16}.
God heeft zijn Zoon gegeven, er staat dus niet: gezonden. Zijn jachid, zijn Enige, zijn unieke. Want in die zin: Jezus was de eerste van de broeders, was Hij uniek in het gaan tot het einde, in het dragen tot het einde. Gegeven, omdat God de Vader dit plan bedacht heeft, van meet af aan. Het plan, dat daar eenmaal een mens zou zijn, in wie de Liefde Gods tot zijn uiterste dimensie zou gaan. Je zou ook kunnen zeggen: dat is de zin van heel de schepping, dat de liefde zou gaan tot het alleruiterste. Opdat in der eeuwigheid nooit meer iemand zou kunnen zeggen: maar ik val er buiten. Daarom geeft God die Ene temidden van die allen. Let erop, dat er in Johannes 3:16 staat: zijn jachid. Dat is het Hebreeuwse grondwoord voor enige. Het wordt hier dan vertaald met eniggeboren, maar er staat: unieke (enige). Dat is hetzelfde woord dat gebruikt wordt in verband met Isaak. Ook daar, bij het offer van Abraham ging het tot het uiterste.
“Opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren” {Hebr.2:14 ev}.
Daar zie je in feite weer dat centrale punt, waar we ook mee begonnen waren. Het ging immers over de mens die gevangen zat in angst, dood, wrok, bitterheid en pijn. Dat is de cirkelgang van het eeuwige falen en daardoor de angst. Juist door die liefde tot het eind breekt Jezus die macht van de angst, de terreur, de tirannie. Dus daarmee is ook de macht van de boze vernietigd. Tegen zoveel liefde kan de duivel niet op. Toch overwint de genade en maakt een einde aan de nacht.Dat is toch vaak de angst, angst voor de dood (wat Hebr.2 zegt), dat er niemand met je meegaat. Of dat er dan wel iemand met je meegaat, maar het op het laatste moment laat afweten.
De vraag wordt dan: Hoe ver ga je met iemand mee in zijn problemen, in zijn angst. Hoe ver ga je mee, eerste mijl, tweede mijl…. Dat is de angst, het besef dat een mens toch heel diep met zich meedraagt: op een keer is iedereen weg, dan is de tijd om, dan moet je helemaal alleen gaan. Maar toen kwam Hebreeën 2:14, toen kwam er Een, die meeging tot het einde. Dat is het station voorbij de laatste angst.
Als je zo doordenkt over de liefde van Jezus, dan zie je dat daar geen sprake was van de zogenaamde genoegdoening aan God. Maar God en Jezus werken samen, ze werken samen voor dezelfde zaak. God zegt tegen Jezus: Als Jij liefhebt tot het einde, dan is dat Mij uit het hart gegrepen. Die gedachte, om lief te hebben tot het einde, die gedachte had God al vóór de schepping.
Als God de hemel en de aarde gaat scheppen, dan kun je je voorstellen, dat God, als Hij de mogelijkheden overziet – we komen nu wel een beetje op het terrein van de speculaties – dat God zegt: Stel nu eens voor, dat het met die schepping, met die mens, verkeerd gaat, wat doe Ik dan? De rabbijnen zeggen ook: De engelen zeiden tegen God: Weet wel, waaraan U begint, weet waaraan U begint door de mens te scheppen. Toen zei God – aldus de rabbijnen – toen zei God vanuit zijn moederlijke hart: Ik begin er wèl aan. En mocht er iets misgaan, dan vang ik het op.God begint eraan, niet met het idee: het gaat straks toch mis, maar wel: stel je voor dàt… Als je iemand de vrije ruimte geeft, dan weet je niet altijd of alles volgens plan zal verlopen. Je kunt je kind alles meegeven wat je maar kunt bedenken, en soms doe je zo je best, maar ‘t loopt toch soms anders.
God heeft diep in zijn hart geweten: àls er ooit iets mocht gebeuren, dan nog, dan laat Ik ze nog niet vallen. Toen heeft God diep in zijn hart voor Zich gezien: Weet je wat Ik nu het mooiste zou vinden: Àls het dan verkeerd zou gaan, dat er dan uit diezelfde mens Eén zal voortkomen, die zoveel liefde in zich heeft, dat Hij het allemaal omvat. En als dat dan gebeurt – zou God zeggen – dan ben Ik de Koning te Rijk.