Het offer van Jezus
15-06-2010 door Dr. K.D. GovertsAan het onderwerp ‘het offer van Jezus’ zit ongelofelijk veel vast en het heeft ook heel wat raakvlakken. Een belangrijk punt in dit verband is, dat je zicht krijgt op wat een offer nu eigenlijk is. Eén van de problemen die zich hierbij voordoen is, dat wij vaak denken vanuit een Romeinse achtergrond. Daar komt dat woord offer dan ook vandaan. In het Latijn heb je het woord offere, dat aanbieden betekent. Het begrip offer heeft dus te maken met de gedachte, dat er iets aangeboden moet worden.
Ik geef opdat gij geeft
In veel godsdiensten heerst de gedachte: die goden willen wat hebben. Die komen met hun eisen en met hun verlangens en zeggen: wat heb je te bieden. De Romeinen hadden daar ook een bepaalde zegswijze voor. Ze zeiden: do ut des. Dat betekent: ik geef opdat gij geeft. Ik geef wat aan die goden, opdat zij dan wat aan mij zullen geven. Dat zit wat in de sfeer van: voor wat, hoort wat. Deze gedachte zit vaak heel diep. Je moet eerst iets geven om iets te kunnen krijgen. Ook in het godsbeeld komt dan de gedachte binnen: het goede is voor de braven, voor de brave Hendriken, en de bozen zullen er van lusten. Die krijgen hun verdiende loon. Het Latijnse woord placare betekent: verzoenen. En letterlijk betekent dat: gladstrijken. Je moet het aangezicht van de goden gladstrijken. Fronsende wenkbrauwen en veelzeggende rimpels moeten weggestreken worden. Je ziet dat ook bij de zogenaamde primitieve volken. Die hebben soms maar een beetje rijst en van dat beetje geven ze dan ook nog wat korrels aan de goden. En soms worden er zelfs mensen, ook kinderen, geofferd. Die goden zijn onverzadigbaar; die zijn nooit tevreden en hebben nooit genoeg.
Offer betekent toenadering
Ook in het christendom vibreren die gedachten rondom verzoening toch nog wel mee. Ook Gód moet blijkbaar tevreden worden gesteld. Als je nu naar het Hebreeuwse woord voor offer kijkt, zit je meteen in een heel andere wereld. Door één sleutelwoord kun je soms al een entree hebben. Het Hebreeuwse woord voor offer is korban. Dat woord korban hangt samen met het werkwoord karaf en dat betekent naderen, toenaderen. Dat Hebreeuwse woord voor offer geeft dus meteen een heel andere inhoud aan de zaak. Het gaat er bij God dus niet om: wat moet je Hem aanbieden, maar hoe krijg ik (Ik) een toenadering. Hoe kan ik nader komen tot Hem. Het hart van de zaak is dat God en mens weer bij elkaar komen. En het mooiste is, en dat vind je vooral in het boek Leviticus, dat de toenadering van God uitgaat. God creëert die toenadering. Het typische van de afgoden is, dat ze zeggen: je ziet maar dat je boven komt. Maar de God van Israël zegt: Ik schep die toenadering, voor hen die verre zijn en voor hen die nabij zijn. Dat staat in Efeze en Jesaja. «Ik schep de vrucht der lippen: vrede, vrede voor hem die verre, en voor hem die nabij is» Jes.57:19. Let op de volgorde: eerst degene die ver is en dan degene die nabij is. Het is God er dus helemaal niet om te doen om iets te krijgen. God is niet hebberig, hoeft niet tevreden te worden gesteld met een gave en zijn aangezicht hoeft niet te worden gladgestreken. Voor Jezus was het kruis in feite geen offer; Hij was volkomen toegewijd. Dat was voor Hem ten diepste alles. Hij was totaal toegewijd aan de mensen. Dat had voor Hem wel consequenties en die heeft Hij op de koop toe genomen.
Filippenzen 2
We nemen een tekst uit Filippenzen als uitgangspunt; die tekst is een lied van de eerste gemeente. We zullen trachten zicht te krijgen op het geheim van Jezus, wat nu zijn diepste bedoeling is geweest. «Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem een naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God de Vader!» Filipp.2:5-11. Die verzen 5 tm 11 vormen dus dat lied. En dat gaat Paulus hier dus citeren. Dat doet hij wel eens vaker. Als je weet wat voor liederen in die eerste gemeenten werden gezongen, krijg je ook een beetje een indruk van wat ze gedacht hebben. Dit lied is vaak verstaan als de beschrijving van drie perioden. Eerst was er een periode dat Jezus in de gestalte van God was. Toen kwam er een periode dat Hij op aarde was. En in de derde plaats komt er dan een periode, vers 9 tot 11, dat Hij verhoogd wordt. En dan is Hij dus weer in de hemel. Je zou dan eerst zijn pre-existentie hebben, zijn vóórbestaan. Vervolgens zijn leven op aarde en dan als derde fase zijn Hemelvaart en zijn leven in heerlijkheid. Maar dat is niet de bedoeling van dit lied. Het is niet de bedoeling om in dit lied drie etappes te zien, maar drie manieren waarop Jezus op aarde geleefd heeft. Dat hele lied kun je dus plaatsen in het leven van Jezus als mens op aarde. Het is toch heel belangrijk om dit dichtbij te halen en ook dichtbij te zien. Dat blijkt ook uit het vijfde vers. Daar gaat Paulus het ook meteen heel dichtbij halen. Hij zegt: Zo moet het ook bij jullie zijn. Laat datzelfde denken ook zijn onder u, zoals het ook was in Christus Jezus. In vers 6 staat dat Hij in de gestalte van God was. Dat was Hij op aarde als mens. De mens is van huis uit gestalte van God. Zo was Adam het beeld van God. Zo is de mens gemaakt, naar Zijn beeld en naar Zijn gelijkenis. Psalm 8 zegt zo treffend: «Een weinig minder dan de goden, bijna goddelijk». Toen Jezus als mens op aarde verkeerde, was Hij inderdaad beeld van God ten voeten uit. Wie Hem zag, zag de Vader. Hij was volledig, voor honderd procent, beeld van God. En toen Hij in die gestalte van God was, heeft Hij het Gode gelijk zijn niet als een roof geacht. Een andere vertaling zegt: «Hij heeft zich niet vastgeklampt aan het gelijk zijn aan God». Dat had Hij bijvoorbeeld kunnen doen door een kruidje-roer-me-niet te worden. Houdt afstand want Ik ben iets bijzonders. Ik ben onbesmet en Ik wil ook niet besmet worden. Dan had Hij zich vastgeklampt aan zijn positie, aan zijn status. Ik moet zorgen dat Ik puur blijf. Daarom ga Ik me niet te veel bemoeien met dat gepeupel. Jezus had zich in een ivoren toren terug kunnen trekken. Hij heeft zich dus niet angstvallig vastgeklampt aan dat Gode gelijk zijn. «Hij heeft zichzelf ontledigd» Filipp.2:7.
Daarover zijn nogal wat misverstanden. In een kerstlied staat: ‘Het goddelijk kind, Gods zoon, in een menselijk kleed’. Jezus zou dus een menselijk kleed hebben gehad. En dan krijg je de suggestie: dat was dan alleen maar de verpakking, maar eigenlijk was Hij iets anders. Vanbinnen was Hij toch een beetje van een andere orde. Hij had dus, zegt men dan, alleen maar een menselijk kleed aan. Die gedachte kom je nog regelmatig tegen. Waarom kon Jezus op het water wandelen? Ja, Hij zag er wel uit als een mens, maar eigenlijk was Hij God. Hij kon heel wat wonderen doen omdat Hij God was. Dat kerstlied is toch niet Bijbels. Jezus had maar niet alleen een menselijk kleed, maar Hij was werkelijk mens. Als mens wandelde Hij op het water. Als mèns deed Hij al die wonderen. Als mèns heerste Hij over de demonen. Als mèns ging Hij de weg voor allen, als Vóórganger. De Hebreeënbrief gebruikt daar zo’n prachtig woord voor: de prodromos, de voorloper, de voorganger, de voortrekker. In Openbaring wordt veel gesproken over het Lam, het woord arnion. En dat woord betekent ook de belhamel. Dat is het schaap dat voor de kudde uitloopt met een bel om zijn nek, de leider. Dat is een van de grootse thema’s van het boek Openbaring: de hamel die voor de kudde uittrekt en waardoor dan heel die stoet in beweging komt. Daarom wordt Hij in Openbaring genoemd de Eerstgeborene van de doden. Héél die stoet van doden komt achter Hem aan.
Hij heeft zichzelf ontledigd
Dat betekent niet: Hij was eerst God en dat heeft Hij toen afgelegd. Nee, als mèns heeft Hij zich ontledigd. Dat woord is letterlijk een citaat uit Jesaja 53. «Hij heeft zijn leven uitgegoten in de dood» Jes.53:12. Er staat het woord nefesh, zijn ziel, zijn hele bestaan. Zijn hele menszijn heeft Hij uitgegoten in de dood. Dat heeft Paulus hier letterlijk vertaald in het Grieks. Uitgieten is hetzelfde als ontledigen. Jezus heeft dus heel zijn bestaan, zijn hele menszijn, uitgegoten in de dood. Dat was in die hele doodsstaat waarin de mensen zich bevonden. In dat dode, dorre bestaan van al die doodsbeenderen, van al die vreemdelingen en ballingen, zondaren en tollenaren. Al die mensen met hun tekort en hun mislukkingen. In al die mensen die te weinig hadden. Dat was de dood, dat was dat leven hier op aarde. Wij noemen dat dan het leven, maar eigenlijk was dat de dood. Dat betekent dat zijn in ballingschap, dat vervreemde menszijn. Dan ben je eigenlijk niet wat je bent. Je bent verkocht en geroofd en je zit in de gevangenis. En in dat doodsbestaan gaat Jezus zijn bestaan uitgieten. Dat betekent dan, dat er plotseling iets nieuws komt te midden van al die mensen. Als je jezelf uitgiet in dat dorre bestaan van die anderen, dan ga je anderen dienen. Jezus is zich gaan geven. Jezelf uitgieten kun je ook vertalen, jezelf weggeven. Hij heeft zichzelf weggegeven aan mensen die op sterven na dood waren. Jezus gaf zichzelf weg, dat was zijn lust en zijn leven. Hij heeft zichzelf uitgegoten. Je zou haast zeggen: opgebrand. Hij heeft zich niet vastgeklampt aan ‘wat heb Ik nu’, maar Hij heeft zich weggegeven. Je kunt een kaars opbergen en je kunt hem laten branden. Dan loop je het risico dat hij opbrandt. Dat risico heeft Jezus genomen. Daarom staat er meteen achter: «Hij heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen».In de gestalte van een dienstknecht
In dit gedeelte zitten dus die twee polen. Hij was in de gestalte van God volkomen het beeld van God, en als tegenpool gestalte van een knecht. En toch komen die twee polen samen in Jezus. Dat omvatte nu allemaal zijn menszijn. Echt dienen is in de praktijk vaak toch wel moeilijk. Dienen zonder verwijt, zonder iets terug te vragen. Echt dienen betekent, dat je er niets terug voor verwacht. Hij was dus helemaal dienstknecht. Er is ook nog verschil tussen dienen en dienstknecht zijn. Iemand kan best nog wel eens even iemand dienen, maar dan komt het nog niet altijd van binnenuit. Een kelner heeft een dienend beroep, maar vanbinnen is hij misschien helemaal niet zo’n dienstknecht. De klant is koning, maar in zijn hart kan hij die klanten soms wel wegkijken.
Hij heeft die gestalte aangenomen
Hij heeft zich dat éigen gemaakt. Het was voor Hem een keuze. Dat heeft Hij zich eigen gemaakt in die achttien jaar van voorbereiding. Van zijn twaalfde tot zijn dertigste heeft Hij daar in de synagoge van Nazareth gezeten. Hij heeft die woorden in zich opgenomen en zó is Hij dienstknecht geworden. Zo is Hij Messiaans geworden. Hij is aan de mensen gelijk geworden. Ook dát heeft Hij bewust gekozen. Hij wilde niet ‘een geval apart’ zijn.
In zijn uiterlijk als een mens bevonden.
Dat is een tekst waar je je niet op moet verkijken. Bij dat woord uiterlijk dreigen er gauw misverstanden te ontstaan. Men zegt dan: Uiterlijk een mens, maar innerlijk God. In het Grieks staat het woord schèma, ons woord schema. En dat woord schèma betekent eigenlijk houding. Je kunt dus beter vertalen: «In zijn houding als mens bevonden». Let op dat bevonden. In Jezus’ houding hebben ze alleen maar puur onvervalst menszijn gevonden. Ze hebben Hem op allerlei manieren uitgetest en uitgeperst, maar Hij bleef echt mens. In heel zijn houding, dat is dus niet alleen uiterlijk, werd Hij bevonden mens te zijn. Toen heeft Hij zich vernederd, Hij heeft zich neergebogen. Hij heeft de onderste plaats ingenomen, de laatste plaats. Hij is de allerlaatste geworden om dan ook als laatste het Koninkrijk binnen te gaan. Hij is gehoorzaam geworden tot de dood. Dat kun je ook nog een beetje anders vertalen: «Hij heeft gehoor gegeven tot de dood». Gehoor gegeven tot de dood
Hij heeft gehóór gegeven tot het einde. Luisteren is moeilijk en horen tot het einde toe is helemaal moeilijk. Als je goed in de problemen komt, heb je de neiging om te zeggen: Nu moet je niet aan mijn hoofd zeuren, ik heb genoeg aan mezelf. Hij heeft gehoor gegeven tot het einde. Dat is groots. Zelfs aan het kruis is Hij nog één en al oor. Hij regelt nog onderdak voor zijn moeder bij Johannes. Op dat moment, in de meest heftige lichamelijke en geestelijke strijd, heeft Hij nog alle aandacht voor zijn naaste. En Hij heeft ook nog alle oor voor de gekruisigde naast Hem. Heel de last van de wereldgeschiedenis op je nek en dan een stem: Wil je aan me denken… Ik neem je mee het paradijs in. «Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd» Fil.2:9. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd
Er staat niet daarna. Niet daarna maar daarom. Anders ga je weer in die drie tijdperken denken. Dan is de gedachtegang: Hij was wel dienstknecht, maar er kwam iets beters. Uitermate verhoogd; maar dan zou dienen eigenlijk toch een mindere positie betekenen. Dan zou dienen uitermate laag zijn. Dan krijg je de gedachte: Na het zure komt het zoet. Na die drie en dertig jaar gaan we in de eeuwigheid weer wat anders doen. Drie en dertig jaar is nog wel uit te houden. Dat dienen is gelukkig maar een voorbijgaande fase. Nee, dit menszijn van Jezus, daar is God zo verrukt van! Hij zegt: dit ga Ik verhogen. Hier sta Ik helemaal achter. Deze mens, deze dienstknecht ga Ik verhogen. Dus bij God staat bovenaan: de dienstknecht. Niet de dienstknecht die dan vervolgens directeur wordt. Niet: van dienen naar lakens uitdelen. Niet: de ex-dienstknecht wordt verhoogd, maar de diénstknecht. Niet de dienstknecht, die diensknecht af is. Jezus is niet uitgediend, Hij gaat niet op zijn lauweren rusten. De dienstknecht wordt verhoogd zoals Hij is, in zijn wezen. God zegt tegen Jezus: Jou kan Ik het koningschap toevertrouwen. Jij maakt geen brokken, Jij maakt alleen maar héél! Zo Iemand kan je rustig alle macht geven. God zet als het ware zijn handtekening onder dat knecht-zijn, onder dat menszijn van Jezus. Hij heeft Hem de Naam gegeven boven alle naam. Dat is de naam: Kurios. In het Hebreeuws: Adonai. God zegt: Ik geef Jou mijn eigen Naam. Deze Mens zal worden Heer en Meester.
Alle knie zal zich buigen
«Opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn» Fil.2:10. Dat is dus heel de schepping. «En alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God de Vader!» Fil.2:11.
Gods offerande aan de mens
Als ze deze dienstknecht erkennen, dan wordt God verheerlijkt. In dit lied wordt dat helemaal ten voeten uit getekend. Dat is nu de weg van het offer. Welke kant gaat dat offer nu op? En dan wordt er gezegd en dat is die oude gedachte: Dat offer wordt aangeboden aan God. Maar toch ontdek je in de Bijbel in wezen een andere lijn namelijk: het gaat van God uit. God is het subject. Hij doet het, Hij biedt het aan. In feite kun je zeggen: God heeft die volmaakte mens, die volmaakte dienstknecht, gevonden. En dan zegt God: Die bied Ik nu áán aan jullie. God biedt wat aan. Dat is Gods offerande aan de mens. Een uitspraak luidt: “Een offer is in de Bijbel niet godsdienst, maar ménsen-dienst”. God wil ons dienen met dat offer. Niet wij dienen God met een offer, maar Hij dient ons met dat aanbod. «God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende» 2 Kor.5:19.
Die verzoening ging van God uit. Hij was bezig die verzoening erdoor te krijgen. Dat offer bewerkt niet iets bij God, maar het bedoelt iets te bewerken bij óns. Jezus heeft zichzelf uitgegoten, weggegeven, om daarmee iets te bewerken. In de eerste plaats in de geestelijke wereld. Daar zullen we straks op terugkomen.
Ten tweede – en dat hangt er ook helemaal mee samen – bij de mens.
Dit is mijn verbondsbloed
In Marcus 14:24 spreekt Jezus in verband met het Avondmaal, als Hij de beker laat rondgaan: «Dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt» Mc.14:24. Daar wordt dus iets gezegd over de betekenis van het bloed. Beter vertaald: «Dit is mijn verbondsbloed». De vertaling van het NBG wekt de indruk dat Jezus er een eigen verbondsgod op na houdt. Mijn verbond, dat mijn hoort dus bij bloed. Daarvan wordt dan gezegd: dat wordt uitgegoten voor velen. In de eerste plaats is dat het onschuldige bloed. Dat is een lijn die je door de Bijbel heen tegenkomt: er wordt onschuldig bloed vergoten. Dat begint al bij Kaïn en Abel. Telkens zie je mensen wier bloed werd vergoten, niet omdat ze kwaad wilden, maar omdat ze het goede wilden. Juist omdat ze tsaddiq waren, rechtvaardig, werden ze weggedrukt en weggetrapt van deze aarde.
God oefent wraak uit
In de tweede plaats kunnen we zeggen: God gaat wreken, oefent wraak uit. De Bijbel heeft wel een woord voor wreken, maar dat heeft een heel andere betekenis dan dat het meestal bij ons heeft. Een definitie: Wreken is in de Bijbel het herstellen van de rechte verhouding in de gemeenschap. God heeft in Jezus een mens gevonden die heel de weg kan en wil gaan. Hij is de eersteling, een vóórtrekker. Jezus gaat zijn bloed geven. Hij wil mens zijn voor de ander tot het uiterste. Als Hij mens wil zijn voor die ander wordt Hij net als Abel en al die anderen vertrapt, weggedrukt en tenslotte aan het kruis genageld. Dan wordt Hij, zoals Huub Oosterhuis gezegd heeft, ‘een mens teveel’.
In die paar woorden zit heel de betekenis van het lijden. Jezus was te radicaal. Je kunt wel een beetje dienen, maar je moet het niet overdrijven. Je kunt één mijl gaan, misschien zelfs anderhalf, maar als je nog een tweede gaat en een derde, dan maak je het te bont. Je kunt de mensen liefhebben, maar op een gegeven moment moet je zeggen: nu is het genoeg!. Maar dat deed Jezus nou juist niet. Hij bleef de mensen liefhebben tot het einde. Jezus wilde mens zijn tot het uiterste, bondgenoot tot het einde.
Hij was te veel mens!
Het vreemde is dat juist dát de reacties opwekt, de weerstanden. Tenslotte toch ook de haat. De mensen krijgen het gevoel: het doen en laten van Jezus is een aanklacht tegen ons. Als je één mijl gaat en de anderen ook, is er niets aan de hand. Maar dan komt er iemand die een tweede en een derde mijl gaat en dan krijg je het gevoel, dat dat een aanklacht inhoudt. Waarom houdt Hij het nu wel vol en ik niet. Ze hebben hem gekruisigd omdat Hij te goed was. Hij was té consequent, Hij was te dienstbaar. Hij was van alles té veel en daarom paste Hij niet in het systeem. Hij was te veel mens!
Het kwaad ontwapend
En dan een derde punt. Als Hij dan zichzelf geeft tot het uiterste, zodat het Hem zelfs zijn bloed kost, dan giet Hij heel zijn bestaan uit. Zijn bloed moet je dus zien als zijn bestaan, dat er dan helemaal aan gaat. Want in het bloed is het leven. Dat bloed moet je niet zien als een substantie. In het westerse denken wordt dat bloed vaak teveel als een substantie gezien. Vandaar dat er mensen zijn, zoals de Jehovah-getuigen, die tegen bloedtransfusies en bloedworst zijn, want dan krijg je een ander soort leven. Dan trek je het in de letterlijke wereld. Jezus’ bestaan wordt helemaal uitgegoten, zijn menszijn gaat eraan. Juist op die manier heft Hij het kwaad op. Juist op die manier doorbreekt Hij de kettingreactie. Dat is van een ongelofelijke kracht. Hij reageert totaal vanuit een andere geest. Als je gaat vechten en de ander doet iets terug, als die ander dus terugvecht, is dat in wezen toch prettig. Dan gaat het hard tegen hard. Dat is een taal die verstaan wordt. Maar als de ander niet terugvecht, maar zegt: kan ik nog iets voor je doen, dan sta je perplex en weet je niet meer hoe je moet reageren. Dat is de kracht van het bloed. Jezus betaalde niet met gelijke munt. Hij zei: Ik zal wel voor jou betalen. De wet van ‘met gelijke munt terugbetalen’ kent iedereen wel.
Aan de eindpaal van de tijden
ziet mijn oog de geest van ‘t kwaad,
moegeworsteld en ontwapend,
tot geen afval meer in staat..
Als iemand zó reageert, met liefde als wapen tegen het geweld, dan ben je uitgepraat. Dan wordt het eeuwige patroon van kwaad met kwaad vergelden, doorbroken. Dat is het geheimenis: Ik zal er zijn voor jou, tot mijn laatste ademtocht. Met mijn laatste snik zal Ik nog voor je bidden. Vader, vergeef het hun. Wat moet je dan? Dan kun je alleen nog maar smelten en zeggen: God, hier ben ik dan. Hier wordt het kwaad in wezen zijn basis ontnomen. Het kwaad heeft geen fundament meer om op te staan. Het kwaad heeft dan geen wapens meer om mee te vechten.
De satan wordt zijn claim ontnomen
Hier zit nog een punt aan vast. Door dat bloed, door die overgave tot het einde, wordt de satan zijn claim ontnomen. De claim van de boze betekent dat de duivel kan zeggen: die mensen doen uiteindelijk toch wel weer wat ik wil dat ze doen, en daarom heb ik recht op ze. Ze hebben allemaal aandelen in mijn zaak. Ze doen toch op een of andere manier altijd wel met mij mee. Ergens heb ik toch altijd wel weer wat te zeggen in hun bestaan. Maar dan is daar Jezus, de eerste mens van de nieuwe mensheid, bij wie de satan geen voet aan de grond kreeg. Hij bleef totaal gaaf mens tot het einde. Dan is daar eindelijk iemand op wie de boze geen enkel vat heeft. Daar kon hij geen enkele claim laten gelden. En als dan die kettingreactie doorbroken is, dan gaat er iets nieuws beginnen. Want als Jezus zegt: Dit is mijn verbondsbloed dat voor velen vergoten wordt, dan is dat in wezen het Pascha. De beker die daar rondgaat, is de beker van het Pascha. Eén van de vier bekers die in de Paasnacht wordt rondgedeeld. En dan staat er: voor velen. En er zijn zelfs teksten waar gesproken wordt over de velen. En de velen betekent in wezen allen. Die kring wordt wijd getrokken. Als Jezus daar die Paasbeker in handen heeft en zegt ‘dit is het verbondsbloed’, zegt Hij daarmee: ‘Dit wordt de uittocht’. Dit wordt de uittocht uit Egypte. Door deze beker zul je straks uitgaan uit het diensthuis. Door deze beker zullen velen, de velen, allen, bevrijding ontvangen. Psalm 116 spreekt van de beker der verlossing. Letterlijk: de beker der bevrijdingen. In het meervoud dus.
De laatste misdaad
Wat is het mooi, als je avondmaal viert, om dan te kunnen zeggen: dit is de beker van de bevrijdingen. Dat zijn dus de vele bevrijdingen die er gaan komen, doordat die kettingreactie gestopt is. Vanuit deze hele gedachtegang zie je: dat offer bewerkt iets bij ons. De mens gaat dan zien, gaat zich bewust worden: hier stopt het kwaad. Ik kan niet meer zo doorgaan als altijd. Het hoeft ook niet meer, maar het kan ook niet meer. Als Jezus ter dood wordt gebracht, is dat tegelijk een laatste misdaad. Daarmee is het kwaad volgemaakt en dat is dan tegelijk het einde van het kwaad. Dan is de claim verbroken, want dan daar staat die eerste mens die zich op geen enkele manier heeft laten knechten. Hij is mens gebleven tot over de laatste grens, zelfs tot in het dodenrijk. Hij bleef tot in het laatste moment solidair met de mensen. Toen ze Hem allemaal lieten vallen, liet Hij hen niet vallen. Toen ze Hem allemaal afdankten, heeft hij hen niet afgedankt. Hij is, ondanks alles, naar hen blijven kijken met dat derde oog.
Kijken met het derde oog
Je kunt op drie manieren kijken naar een ander. Je kunt kijken met één oog zoals een horlogemaker. Die horlogemaker ziet door een vergrootglas alleen maar dat defect. Sommigen denken dat God ook zo kijkt naar de mensen. Je kunt ook kijken met twee ogen. Dat is zoals een rechter kijkt; koel, nuchter, zakelijk. Hij bekijkt het van alle kanten en dan velt hij zijn oordeel. En sommige mensen denken: zo kijkt God ook, als een rechter, nuchter, zakelijk, redelijk. Als in de Bijbel staat ‘God is rechter’, staat daar dat woord sjofeet. «God is een rechtvaardig Rechter» Ps.7:12. De sjofeet tsaddiq. Dat betekent dat God de grote Rechtzetter is. Hij zal alle dingen rechtmaken. En die Rechter kijkt met het derde oog. Dat is het oog van het hart. Zoals er staat bij die verloren zoon: de vader zag hem en werd met innerlijke ontferming bewogen. Met ontferming bewogen, dat is dat derde oog. Die waarachtige Rechter ziet met heel zijn hart. Die ziet heel jouw achtergrond, die ziet alles wat jij hebt meegemaakt. Die ziet ook heel de weg die jij hebt afgelegd. Hij ziet alle minpunten. Waarom het niet ging, waarom je er niet bovenuit kwam en Hij begrijpt het. Hij omvat heel je bestaan. En als Jezus dertig jaar is, zegt Hij: Vader, hier ben Ik dan, Ik ben er klaar voor. En dan staat Hij daar in de Jordaan en zegt: Nu gaan wij alle gerechtigheid vervullen, volmaken. «Want aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen» Matt.3:15. Ik wil eersteling worden en Ik zal ze allemaal op sleeptouw nemen. Vader, Ik wil me inzetten om ze weer mens te laten worden. Dat was het offer, dat Hij kwam om ons te dienen. “In het bijbelse denken is de ethiek voor God en de cultus voor de mensen”. In alle godsdiensten is dat juist omgekeerd. De cultus is er voor de goden. Daarbij moet je heel dat bedrijf van offeranden uitoefenen. En de ethiek, zoals het liefhebben van je naaste, is voor de mensen. In de Bijbel is de ethiek voor God. Dat zijn de wegen waarin God wandelt. God heeft zijn naaste lief. God zet zich in voor de mensen en Hij geeft ieder het zijne en méér dan dat. Dat is het unieke van onze God. Hij geeft wetten waar Hij zelf zich ook aan houdt. Dat vind je verder in geen enkele godsdienst.
God heeft geen offers nodig
Aristoteles heeft gezegd: de goden hoeven niet rechtvaardig te zijn, die goden staan boven de wet. Dat kun je lezen in die verhalen over die Griekse en Romeinse goden. Niemand kan de goden ter verantwoording roepen. Maar de God van Israël doet het anders. Hij zegt: Ik ben Zélf heilig, Ik ben Zélf rechtvaardig. Ik zal Mij inzetten tot het einde; Ik zal te veel doen als iedereen te weinig doet. En de cultus is er voor de mensen. De offers zijn er voor de mensen. God heeft geen offers nodig. In Psalm 50 zegt God: Ik zit echt niet op een paar stieren of op bokkenbloed te wachten. God zegt: Ik heb stieren genoeg lopen. Heel die tempeldienst van offeranden was er voor de mens. Het was een uitbeelding om de mens te laten zien: zo barmhartig ben Ik. Die weg zal Ik gaan en die weg zullen jullie gaan met Mij. Dus alle ceremoniën rondom tabernakel en tempel waren er voor de mens; om de mens de laten zien hoe God was. Zo is je Vader in de hemel en zo ga jij worden.
Uitbeelding van Gods geduld
De tabernakel was uitbeelding van Gods geduld en heel de eredienst rondom de tempel was uitbeelding van Gods erbarmen. En daarom wórdt Jezus dat alles; Hij wórdt tabernakel, Hij wórdt priester, Hij wórdt tempel, Hij wórdt offerlam. En zo wordt Hij uitbeelding van Gods geduld. Dat was zijn toewijding tot het einde. Maar omdat dat terechtkwam bij mensen die er niet klaar voor waren en te midden van een wereld vol van duistere machten en krachten, daardoor werd het een offer. Want Hij die goed was tot het uiterste, Hij werd weggetrapt. En dat heeft Hij op zich genomen om juist daardoor de claim van de duisternis te verbreken. Zo begint met Jezus de nieuwe mensheid, het nieuwe menszijn. Het ging Hem nooit en te nimmer om zichzelf Let er ook op hoe Hij daarover sprak. Hij zei niet: Ik moet lijden, maar de Zoon des mensen moet lijden, de Zoon des mensen moet verworpen worden. En met ‘Zoon des mensen’, zei Hij niet: Ik, maar daarmee sprak Hij over de ware mens en daarmee bedoelde Hij zichzelf. Maar tegelijk sloot Hij de anderen daarbij in. Hij was nooit alleen, Hij heeft zichzelf ook nooit als een eenling gezien. Hij was geen ‘Ik-zegger’. ‘De Zoon des mensen zal lijden, de Zoon des mensen zal komen’ en juist op die manier heeft Hij zichzelf beschouwd als één van velen. Als de eersteling van die nieuwe mensheid. De boze heeft steeds geprobeerd om Jezus apart te zetten en om Hem op een voetstuk te plaatsen. Maar Jezus heeft heel intens gewild en bedoeld om één te zijn met ons. Kleijs Kroon schrijft: Ze hebben altijd weer geprobeerd om Jezus te vergoddelijken, de mens te vergoddelijken en dus ook God te vermenselijken. Maar het is zo belangrijk om te zien dat in Jezus het waarachtige Godzijn van God en het waarachtige menszijn van de mens aan het licht komt. Waarachtig mens is Hij geweest, juist omdat Hij altijd mens van God was. En zo is Jezus het criterium van wat werkelijk menszijn is en ook van wat menselijke geschiedenis is. Op die manier is Jezus de losprijs geworden.
Losprijs voor allen
«Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen» Marc.10:45. Daar staat weer het woord ziel, nephesh, en dat is zijn hele bestaan. Je hebt niet een ziel, maar je bent een ziel. Je kunt niet een stukje van jezelf geven. Je kunt jezelf niet opsplitsen. Dan staat er: «Hij heeft zijn ziel gegeven als losprijs voor velen». Als losgeld om op die manier mensen terug te kopen, los te kopen uit de hand van de tegenstander. De Rechtvaardige wordt het losgeld, dat gegeven wordt om de slaven te kopen op de slavenmarkt. Heel zijn bestaan werd losgeld, want daardoor heeft dan die slavendrijver geen claim meer. Hij heeft geen recht van spreken. De boze was het die dag en nacht de broeders aanklaagde. Wat moet hij nog aanklagen als iemand broeder wordt tot het einde. Dan wordt er inderdaad bedekking verricht. Het Hebreeuwse woord voor verzoening betekent namelijk bedekken. Door deze waarachtigheid wordt het kwaad bedekt. Wie zal het dan nog vinden. Voor altijd is het kwaad toegedekt doordat Hij er voor gaat staan, er voor in gaat staan. Als Jezus in het uiterste uur nog bidt: Vader, vergeef het hun, wie kan er dan nog íets toerekenen.
Het einde leren kennen
De dichter van Psalm 73 begrijpt het niet: het gaat zo goed met de goddelozen en de rechtvaardigen worden weggeveegd. «Ik tobde erover om dit te begrijpen, een kwelling was het in mijn ogen, totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde lette» Ps.73:16. Die man gaat de heiligdommen van God binnen en hij let op het einde van de mensen. Dat woord ‘letten op’ betekent eigenlijk leren kennen. Hij leert hun einde kennen. Dat is meer dan als toeschouwer kijken. Dat moet je niet oppervlakkig uitleggen. Dan is het maar een schrale troost om te zien hoe ze aan hun einde komen. We trekken de lijn door. Jezus gaat ook het heiligdom in. Hij heeft ook gezien wat er allemaal gebeurt op deze wereld. En dan leert Jezus het einde van de mensen kennen. Hij leert het kennen aan den lijve. En het einde van hen dat wordt zijn einde. Hij gaat met die mensen mee, zelfs tot in hún einde. Tot in hun laatste nacht en dat wordt ook zíjn nacht. Op een gegeven moment spreekt de Bijbel over mensen die de buitenste duisternis ingaan. Jezus gaat ook de buitenste duisternis in opdat mensen die in die buitenste nacht zijn zullen weten: er is er Eén die dat ook heeft meegemaakt.
De berijmde Psalm zegt: Totdat ik in uw tempel ging, Uw heil’ge stilte mij omving, Toen heb ik pas het lot verstaan van wie hun weg ten einde gaan…
En dat moet je op Jezus toepassen. Toen heeft Hij het lot verstaan van wie hun weg ten einde gaan. Toen werd het zijn lot en Hij ging zijn weg ook ten einde. Hij werd één met al die mensen die niet wisten hoe ze morgen moesten overleven. Hij werd ook iemand die zijn weg ging ten einde.
Vier bekers in de Paasnacht
In de Paasnacht zijn er vier bekers. Die Paasnacht is voor vier zonen. De eerste zoon is de rechtvaardige, de vrome. De tweede zoon is de goddeloze. De derde zoon is de wijze, de schrandere. En de vierde zoon is de zoon die zelfs de vraag niet meer weet. Want in de Paasnacht moet je vragen stellen: “Waarom is deze nacht anders dan alle andere nachten?” En dan komt de vierde zoon en hij weet die vraag zelfs niet meer, laat staan het antwoord. Maar ook voor hem is de Paasnacht. En Hij heeft het lot verstaan van wie hun weg ten einde gaan. Toen hadden ze in die buitenste nacht toch een broeder. Toen hadden ze aan de rand van het bestaan tenminste een naaste. Dat was zijn offer. En welke macht der hel heeft dan nog wat in te brengen. Dan is iedere aanklacht gesmoord. Dan zie je de Eerstgeborene van vele broeders. Als de belhamel over de dam is, volgen er meer. Het begin van een nieuwe schepping. Eerste uit de doden. De stoet komt in beweging, mensen gaan mèns worden.
Het offer en je oorsprong
Het offer betekent dat je in contact wordt gebracht met je oorsprong. In het offer ga je terugvinden wie je eigenlijk bent. Dan vind je je oorspronkelijke identiteit. Zo ben je gemaakt en zo ben je bedoeld. In dat offer kom je thuis.
De volledige studie is in boekvorm te verkrijgen bij:
J. Bies
Schaperstraat 104
3317 LR Dordrecht
Tel:078-6510685
Giro 1292693
E-mail jan.bies@kpnplanet.nl
– Prijzen zijn excl. Verzendkosten
– Van elk boek wordt € 2.25 afgedragen aan het Afrika-fonds