Genesis, Ik zal vijandschap zetten Deel 10
02-04-2021 door Dr. K.D. Goverts* Ik zal vijandschap zetten
«En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad» Gen.3:15.
De vrouw heeft gefaald, maar krijgt toch meteen een belofte: uit haar zaad zal de Messias geboren worden. De vrouw wordt niet gepasseerd, ze wordt juist bij het verlossingswerk ingeschakeld. Juist via de vrouw wordt de toekomst gebouwd. God verwekt iets uit de vrouw. En bij Maria zien we dus de vervulling. Vergelijk daarmee:
«Noch uit de wil des vleses, noch uit de wil eens mans» Joh.1:13.
«Maria, uit derwelke Jezus verwekt werd» Matt.1:16.
Dus niet zoals het NBG zegt: «Uit wie Jezus geboren is»
«De toorn (orgè) van een man brengt geen gerechtigheid voor God voort»
Jak.1:20.
Het woord toorn heeft in het Hebreeuws een veel bredere betekenis: Het is de drift, de bouwdrift, het vermogen, de drijfveer. De torens van Babel komen nooit klaar.
* De moeite van uw zwangerschap
«Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal veel maken ja veel, de moeite (‘ittsabon) van uw zwangerschap» Gen.3:16.
Ondanks de grote moeite, zal het toch de moeite waard blijken te zijn. Dat woord moeite is op zich nog geen vloek.
«Met smart (‘etseb; weer dezelfde woordstam) zult gij zonen baren»
Gen.3:16.
Het voortbrengen van zonen kost moeite. Heel de weg van de geschiedenis is een weg van moeite.
* Naar uw man zal uw begeerte uitgaan
«Naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen» Gen.3:16.
Dit woord begeerte komt in de Bijbel maar driemaal voor. Dat is het woord tesjuqah (= toewending). In bijvoorbeeld: «Gij zult niet begeren» staat er in het Hebreeuws een heel ander woord. Het woord begeren heeft bij ons een wat negatieve klank. Maar hier betekent het dus: «Naar uw man zal uw toewending zijn» Verder zegt in Hooglied 7 de bruid: «Zijn toewending is naar mij» Hl.7:10. Hier zien we dus de tegenhanger:
De vrouw naar de man (Genesis).
De man naar de vrouw (Hooglied).
* Hij zal over u heersen
«Hij zal over u heersen (masjal)» Gen.3:16. Ook heersen heeft bij ons een negatieve klank. Dat woord betekent echter in heel Genesis: ‘verantwoordelijk zijn voor’. Vergelijk daarmee:
«Het grote licht om te heersen over de dag en het kleine licht om te heersen over de nacht» Gen.1:16. Dat grote licht is dus verantwoordelijk voor de dag. Het is trouwens opmerkelijk, dat de woorden zon en maan in Genesis 1 niet voorkomen.
«Heerste (Eliëzer) over alles wat Abraham had» Gen.24:2 (letterlijk).
Eliëzer heerste dus, maar hij was dienaar! Hetzelfde woord wordt ook gebruikt in verband met Jozef in Egypte. Jozef krijgt de verantwoordelijkheid in Egypte, maar de Farao was de baas. Dat woord masjal betekent ook nog: gelijkenis, spreuk. De woorden heersen en begeerte uit Genesis 3:16 hebben heel wat misverstand en ellende veroorzaakt. De man ging inderdaad heersen en de vrouw was een wezen, dat maar zat te begeren. Men heeft deze tekst dikwijls in de sfeer van de vloek getrokken. Van daaruit is ook heel dat patriarchaat ontstaan.
* Riep de naam van zijn vrouw Eva
«En de mens riep de naam van zijn vrouw Eva» Gen.3:20.
(Eva op zijn Hebreeuws is chawwah).
Wonderlijk: die naam ontvangt ze nà de mislukking. Moeder van alle levenden…. Als een troost mag Adam haar die naam toeroepen. Om als het ware aan te geven: en tòch!! Het leven vindt tòch voortgang!
* Klederen van huid
«En de HERE God maakte voor de mens en voor zijn vrouw klederen van vellen» Gen.3:21. Eigenlijk staat er: van huid, in het Hebreeuws: ‘or. Licht is in het Hebreeuws ’or. De rabbijnen zeggen: de mens was eerst bekleed met een mantel van licht (’or). Als hij dat licht kwijt raakt, is hij naakt.
En dan gaat God hem bekleden met een mantel van huid (‘or). De kleding is vaak uitbeelding van iemands positie. Ook van wat er geestelijk gebeurt. Je krijgt de mantel der gerechtigheid, de klederen van de bevrijding.
* En Hij verdreef de mens
«Laat hij nu zijn hand niet uitstrekken (uitzenden – sjalach) en eten van de boom des levens» Gen.3:22.
«Toen zond de HERE God hem weg (zond is: sjalach)» Gen.3:23.
«En Hij verdreef de mens (garasj)» Gen.3:24.
Het woord garasj wordt altijd gebruikt in verband met de ballingschap. Genesis 3 eindigt dus met een ballingschap. Als de mens van de boom des levens was blijven eten na de zondeval, zou hij eeuwig leven hebben als zondaar. Dat is geen zegen meer, dat je tot in alle eeuwigheid door kunt gaan in het kwaad. Er moet eerst iets gebeuren. Daarom wordt de mens eerst buiten de hof gezet. In feite was dat dus juist een daad van barmhartigheid van God. De mens gaat in ballingschap. En dan geldt altijd het principe: via de ballingschap komt de thuiskomst.
* De weg bewaren
«Hij stelde ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een flikkerend zwaard, dat zich heen en weer wendde, om de weg tot de boom des levens te bewaken» Gen.3:24.
In feite staat er niet bewaken, maar bewaren. Er staat: God ‘tabernakelde de cherubs’. Dus dat is de woning van God. Letterlijk staat er: «Hij deed wonen (jasjken) de cherubim» Dat herinnert weer aan de sjechina, de woonstede, de heerlijkheid van God. De sjechina betekent: God in ballingschap, zoals de rabbijnen zeggen. Daar op de grens van het paradijs, op de grens van ballingschap en thuiskomst woont de heerlijkheid van God. Om de weg tot de boom des levens te bewaren. Dus niet om die weg af te sluiten, zo van: ze mochten er niet meer in. Geen dreigement, maar: die weg moest bewaard worden.
Letterlijk: «De gloed (of de vlam) van het zwaard, flikkerend om te bewaren…».
Dat zwaard was niet om mensen neer te sabelen, maar om die weg zuiver te houden. Het zwaard is in de Bijbel vaak beeld van het woord van God. En dan is het zo mooi, dat dit verhaal van ellende en dood eindigt met: de boom des levens. Het laatste woord is leven. En in het Hebreeuws is leven, chajim, altijd een meervoud. In feite is Genesis 3 een Paasverhaal ! Zoals dat lied zo mooi zegt: “Midden in de dood zijn wij in het leven”. Jezus leefde ook te midden van de doden. Ook Ezechiël zag dat al, als hij leven ziet komen te midden van die dorre doodsbeenderen.
* Man en vrouw
Het volgende artikel is geschreven door de predikant A.Vlieger in verband met man en vrouw. Het is eigenlijk vreemd, dat mannen naar de kerk gaan. Naar de kerk gaan betekent immers, dat je je open stelt voor het goddelijke, het andere. Je stelt je open voor kritiek, maar ook voor troost. Je stelt je open voor de ander. En je hoort, hoe God meer van jou houdt dan jij van jezelf. (dat is eigenlijk het hele evangelie) .
Als je dit zo opschrijft, zeg je: juist de man heeft het nodig om naar de kerk te gaan. Die eeuwig twijfelende reus op lemen voeten. Mannen hebben het nodig om te scoren, om dat vreselijke woord te gebruiken. En naar de kerk gaan hoort niet bij scoren. Naar de kerk gaan is zeggen: ik kan het niet alleen. Ik zoek kracht en steun; naar de kerk gaan is een teken van zwakte.
Als mannen naar de kerk gaan, is het vaak naar rechtzinnige kerken. Daar worden ze geconfronteerd met een strenge God. Een vader, die hem als zoon ter verantwoording roept: zoon, wat heb je ervan gemaakt?! Vrijzinnige kerken zijn vrouwelijke kerken: zij cirkelen om een geheim. Vrouwen zoeken niet zozeer het strenge, goddelijke tegenover, alswel het goddelijke in zichzelf. De Heilige Geest zaait vonken uit in vrouwelijke zielen.
Merkwaardig trouwens, dat het woord geest in het Hebreeuws vrouwelijk is: roeach. De Syrische kerk heeft deze gedachte nog. Die hebben gezegd: de Heilige Geest is onze moeder. Dat was zo ongeveer in de derde eeuw.
Maar de man, heeft net zoals de vrouw ook een vrouwelijke ziel, zoals de vrouw een mannelijke ziel heeft. Alleen blijven die zielen vaak onontwikkeld.
F. Alt heeft dat uitgelegd in zijn boek: “Jezus, de eerste nieuwe Man”. Daar wordt verteld, hoe Jezus zijn vrouwelijk element, zijn vrouwelijke ziel geheel in zichzelf heeft aanvaard. Jezus zou als man naar de kerk gaan. Hij zou Zich buigen voor het grote tegenover, dat zijn Vader Hem bood. Hij zou tegelijk speels met zijn Vader omgaan en zijn eigen verantwoordelijkheid kennen. Het woord, dat zijn Vader Hem gaf voortzetten, radicaliseren, naar eigen inzicht. Hij zou de risico’s aandurven, die God Hem voorstelde. Jezus zóu niet, Hij dééd.
Veel mannen zouden wel wat minder hard willen werken, wat meer naar anderen willen omzien, wat meer hun kwetsbare kanten willen tonen, àls ze maar… Als ze maar zichzelf de vraag durfden te stellen, wat zij onder man-zijn verstaan. Maar heeft een man daar wel eens langer dan drie seconden bij stilgestaan? De mannen vluchten toch direkt weg in hun man-zijn.
De man is een vlucht!
* Het Jodendom en het vrouwelijke
Levinas heeft een prachtig artikel geschreven over: “Het Jodendom en het Vrouwelijke”. Hij zegt hierin onder andere: In de Bijbel zie je, dat veel sleutelposities zijn ingenomen door vrouwen. Zo zijn er de aartsmoeders, Mirjam, Deborah, de profetessen, Tamar, Naomi en Ruth; Michal, de dochter van Saul, Abigaïl, Bathseba, de Sunamitische vrouw, die de profeet Elisa ontvangt…. Maria en zoveel anderen… Ze hebben een actieve rol gespeeld op de scharnieren van de geschiedenis. We staan heel ver af van die oud-Oosterse wereld, waar de vrouw helemaal ondergeschikt is en onderworpen aan de willekeur van de man, of alleen maar dient om de man te behagen.
Wat zou Isaak geweest zijn, als Sara op een gegeven ogenblik niet de knoop had doorgehakt en gezegd had: Ismaël moet weg! Wat zou Jakob geweest zijn zonder Rebekka. Wat zou Mozes geweest zijn zonder zijn moeder en Mirjam! Opmerkelijk is het als je het begin van Exodus bekijkt: twaalf zonen, maar ook twaalf dochters. Wat zou de stam Juda geweest zijn zonder de vasthoudendheid van Tamar. Zij allen waren wisselwachters in de tijd. Zij hebben vaak vèrstrekkende beslissingen genomen.
Vaak ook zijn ze in stilte hun weg gegaan. De Talmud zegt: de vrouw is het huis (bajit). Dat is niet alleen psychologisch en sociologisch waar, maar het is een waarheid van een hogere orde. Zo eindigt het boek Spreuken zo schitterend met dat lied op “De Vrouw van Kwaliteit” (Spr.31). Het NBG heeft hier jammerlijk vertaald: ‘De degelijke huisvrouw’. Dat klinkt wel erg knus-degelijk Hollands. In het Hebreeuws staat: ‘de esjet chajil’. Overigens kan een vrouw van kwaliteit natuurlijk wel een degelijke huisvrouw zijn en omgekeerd.
Als we Spreuken 31 lezen, dan zien we dat die vrouw van kwaliteit actief is in de maatschappij. Ze koopt akkers, doet zaken, bestuurt het huis. Dankzij haar kan de man als oudste in de poort zijn. Deze vrouw doet in het openbare leven dus wel degelijk het een en ander. Geupload 18-03-2021
* Het is niet goed, dat de mens alleen zij
De rabbijnen zeggen: bij de tien woorden, waarmee het heelal is geschapen, hoort ook: “Het is niet goed, dat de mens alleen zij”. Dan is er nog een frappant beeld: de man brengt het koren naar huis, hij brengt de grondstoffen, het vlas. En de vrouw is nodig om dat koren en dat vlas te bewerken, om er brood en kleding van te maken. Toch is ze er niet alleen om dàt te doen, want dat kan een slaaf ook. Er is een zekere ruwheid in dat materiaal. Dat zie je ook in onze maatschappij, waarbij veel zaken gebaseerd zijn op het principe van het veroveren en het recht van de sterke.
Een wereld, waar de rede meer en meer gaat regeren, is niet bewoonbaar. De wereld kan in dat opzicht de naakte niet kleden en de hongerige niet voeden. Die wereld is onpersoonlijk als de fabriekshallen en de industriesteden. De wetenschap kan niet meer hanteren wat ze zelf uitvindt. Ze kan niet verhinderen, dat er rampen worden voorbereid. Dat is de geest in zijn mannelijke wezen, levend naar buiten, blootgesteld aan het zonlicht dat verblindt en de winden van de harde maatschappij. Op een aarde, waar je moeilijk kunt leven. Solitair en rondzwervend, vervreemd van zichzelf en de naaste en van God. De mens heeft zaken gemaakt, die niet meer te temmen zijn. Het gaat erom om de verblinde ogen te verlichten, om de verblinding teboven te komen, die het gevolg is van die zogenaamde mannelijkheid. Daar ligt dan de roeping van het vrouwelijke, zij die niet verovert. Zij beantwoordt aan een behoefte, die voortkomt uit dat alleen-zijn. Zij beantwoordt aan een alleen-zijn, dat blijft bestaan, ondanks de aanwezigheid van God. Aan een eenzaamheid in het heelal, het onmenselijke, dat de kop opsteekt, wanneer het menselijke de natuur onderworpen heeft en het denken gaat verheffen. Dan krijg je die ontworteling van het denken. Dan is er een terugkeer naar jezelf nodig, net als die verloren zoon: die kwam tot zichzelf.
Dan komt weer die plaats, die woning, die maqom tot stand. De mens zoekt in het heelal een plaats waar hij thuis is. Daarom hoort bij de vrouw dat woord bouwen. De vrouw is het eerste gebouwd. De mannen willen altijd bouwen, maar de vrouw wórdt gebouwd. Zíj maakt het koren tot brood, zíj maakt het vlas tot kleding.
Als de vrouw de man compleet maakt, completeert ze hem niet als zou ze een onderdeel zijn, dat de man nog mist….. Het zijn twee totaliteiten, die elkaar completeren.
De vrouw als huis.
En waar dan onenigheid komt, waar de ene mens zijn waardigheid verliest, dan wordt die mens dakloos, dan wordt ook het huis afgebroken. Daarom gaan ook in Genesis11 die zonen een toren bouwen. Ze willen toch iets; een toren en een stad.
* De man-vrouw visie van Paulus
En dan komt Paulus met zíjn visie over man en vrouw. In 1 Korinte 11 spreekt Paulus in zijn visie vanuit concrete situaties, die in de gemeente van Korinte van belang waren. In Korinte had je dus het punt, dat men zich daar bevond in een Griekse cultuur. Daarin moest een Messiaanse gemeente haar weg zoeken. En dan zijn er vrouwen, die doorslaan en zeggen: we willen geen hoofdbedekking meer, haar eraf. En dan waarschuwt Paulus om niet in zo’n razend tempo alle culturele barrières te doorbreken.
Er staat in 1 Korinte 14, dat de vrouw moet zwijgen in de gemeente. Dit heeft betrekking op het in discussie gaan tijdens een bespreking. Het punt in 1 Korinte 14 was dus, dat de vrouw niet in het openbaar tegen haar eigen man in mocht gaan. Dat was cultureel ongepast en bovendien niet opbouwend. Daarom zegt Paulus: vraag thuis je man om opheldering. Dan heeft Paulus ook gezegd: eerst werd Adam geformeerd en daarna Eva. Dit is een tekst, die heel wat los kan maken. Wellicht gaan we hier in de volgende lessen nog op in.
* Vader en moeder verlaten
«Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen» Gen.2:24.
Deze tekst functioneert als een soort commentaar-tekst. Daarom. En dan vraag je je af: waarom dan? Dat grijpt blijkbaar terug op Genesis 2:23.
Het gaat hier weer over iesj en isja, over man en mannin. Alleen de man wordt hier genoemd in verband met vader en moeder. Dat staat er dus niet van de vrouw. De onafhankelijkheid van de vrouw blijft dus intact. Deze tekst gaat om een commentaar van de verteller. Bij Adam speelde dat verlaten van vader en moeder nog geen rol. Hij was rechtstreeks door God geformeerd. Dat probleem gaat dus pas spelen bij de volgende generaties.
* Twee geboden
«Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land»
Ex.20:12.
Wat hier meestal de tien geboden wordt genoemd, kunnen we beter de Tien Woorden noemen. Er staan maar twee geboden in die tien, namelijk ‘gedenk de sabbath’ en ‘eer uw vader en uw moeder’. Het begint met een aanbod: «Ik ben de HERE, uw God»
Tien bevrijdingswoorden. En in dat kader die twee geboden, die allebei te maken hebben met de tijd. De sabbath gedenken heeft te maken met de tijd. Het is namelijk de besnijdenis van de tijd. Geen eindeloze continuarbeid; de tijd wordt begrensd. Er wordt in gehakt, de tijd wordt besneden. Zo was er om de zeven jaar het sabbathsjaar en om de vijftig jaar had je het jubeljaar. Opdat niet de één zich eindeloos zou kunnen verrijken ten koste van de ander. De ordening van de tijd, wat te maken heeft met de ordening van de wereld. Het vierde gebod heeft daar mee te maken en ook het vijfde. Zoals Overbos zei:
“Eer je afkomst, want dan heb je toekomst”.
* Eer uw vader en uw moeder
«Opdat uw dagen opdat uw dagen verlengd worden in het land» Opdat – het eerste gebod met een belofte. Een van de weinige geboden, waar het loon er bij wordt vermeld.
Je kunt ook vertalen:
«Verlengd worden op de akker (adamah)»
Je krijgt dus verlenging van dagen. Daar moet je niet vertalen, zoals sommige vertalingen hebben, «opdat gij lang leeft», want dan maak je er een soort levensverzekering van. Je dagen worden verlengd op je akker. Dat betekent, dat je als volk toekomst hebt. Voor eren wordt het woord kabbed gebruikt.
Kabbod = heerlijkheid, gewicht.
Kabed = zwaar zijn.
Dat eren kan in de praktijk wel eens een moeilijke zaak zijn. Zeker bij ouders, die er in de opvoeding niet veel van hebben terecht gebracht. Letterlijk staat er dus: «Ken je vader en moeder gewicht toe» Dit staat dus in het kader van de tien woorden. Het staat dus in verband met Israël. Die tien woorden bij de Sinaï staan in het kader van het Pinksterfeest. Pinksterfeest, het feest van de mattan Torah, het geschenk van de Torah. Heel dat volk bevindt zich aan de voet van de Sinaï: vaders, moeders, kinderen, vreemdelingen.
En dat alles om toe te treden tot het verbond van De HERE uw God.
* Vader en moeder zijn lichtdragers
Eert uw vader en uw moeder, het vijfde gebod. Het is de moeite waard om dat eens te vergelijken met de tien scheppingswoorden uit Genesis 1.
«Dat er lichten zijn aan het uitspansel» Gen.l:14. Letterlijk: «Laten er lichtdragers (of lampen) zijn in het gewelf van de hemelen, de grote lamp voor het toezicht des daags en de kleine lamp voor het toezicht des nachts»
Lichtdragers dus in het vijfde scheppingswoord.
Vader en moeder in het vijfde bevrijdingswoord.
Wat is in het bijbelse denken de vader en de moeder?
“Mijn vader en mijn moeder hebben mij een vonk van het braambos meegegeven. Dat licht te behoeden en door te geven, maakt mensen tot Israël en maakt een groep tot ecclesia, tot kerk, tot gemeente. Tot schoot van het woord, tot baarmoeder van Gods toekomst”.
Vader en moeder zijn dus de lichtdragers, de lampen. Als dat licht uitgaat, wordt het duister alomvattend. Dan worden onze dagen op aarde ingekort. En het gaat bij dat vader- en moederschap niet zozeer om de dracht, (dan ben je biologisch bezig), maar om de overdracht. En als je het woord overdracht letterlijk vertaalt, krijg je traditie. Dat is wat je tradeert, wat je overgeeft.
* Traditie en de leer der vaderen
Wat traditie betreft heb je twee uitersten. Er zijn mensen voor wie alles wat naar traditie zweemt een gruwel is. Dan krijg je de beeldenstorm: alles moet plat, alles moet eruit. Men spreekt met een vies gezicht over ‘de leer der vaderen’. Soms moet je dan zelfs bevrijd worden van die leer der vaderen. Die hebben het dan gedaan. Het andere uiterste is, dat men de verbondenheid met de vaderen zó sterk laat domineren, dat er zelfs geen eigen denken meer mogelijk is. Dan wordt de twintigste eeuw nog bepaald door de zestiende eeuw, zoals bij de Dordtse leerregels.
Wat de vaderen gezegd hebben, en zeker de Dordtse vaderen, is heilig.
Soms worden de oude schrijvers dan maatgevend.
In dit verband moet je er oog voor hebben, dat niemand de Bijbel blanco leest. Bij sommigen begint de kerkgeschiedenis in 1900, de opkomst van de Pinksterbeweging. Voor anderen in 1958, toen Osborn naar Nederland kwam. Wat bijbellezen betreft: iedereen heeft zijn vooronderstellingen. De lezer is ook cultureel en sociaal bepaald. Ook mensen, vervuld met de Geest, komen soms tot heel tegenstrijdige conclusies. En dan twijfel je wel eens aan het lied:
“Maar de Geest spreekt alle talen en doet ons elkaar verstaan”.
Deze studie is in gebonden vorm te verkrijgen bij:
E.Mail: jh.ree@kpnmail.nl, onder de naam: “Genesis”