Een ontroerend verhaal
07-02-2013 door Joop NevenBert ter Schegget woonde als kind in Amsterdam. Daar speelde hij wel eens met een buurmeisje. Toen Bert vroeg hoe ze heette, was het antwoord: Poortje. O, wat één vreemde naam. Ja, maar ik ben Joods. En eigenlijk heet ik Zippora, net als de vrouw van Mozes. Na het uitbreken van de oorlog zag Bert op een avond hoe Poortje en haar familie in een vrachtwagen werden geduwd. En toen de vrachtwagen wegreed, zei Bert tegen zijn vader: Ze vergeten het baby’tje. Want Poortje had ook nog een klein broertje, dat daar in de wieg lag. Later hoorde Bert ter Schegget hoe dat gegaan was. Het babytje huilde of schreeuwde haast nooit, ‘t was altijd heel tevreden. Toen de familie en Poortje die avond werden weggevoerd, keken ze elkaar aan.
En ineens wisten ze allemaal wat ze moesten doen. Niets zeggen over het baby’tje. Het kind bleef in de wieg ergens op een stille kamer. En het baby’tje sliep gewoon door. Vader zei niets, moeder zei niets en Poortje zei ook niets. En ze wisten diep in hun hart: ze zullen dat baby’tje vinden en iemand zal zich daarover ontfermen; en dan heeft het nog kans om te overleven. En dan zegt Bert ter Schegget: wat me het meest getroffen heeft, is dat Poortje op dat moment niets zei. Elk ander kind zou op dat moment in paniek geroepen hebben: Moeder, je vergeet Broertje!
Poortje alzo niet. Waarom niet? Omdat Poortje in de twaalf jaar van haar leven al heel wat keren de Paasnacht had gevierd. En in de Paasnacht had ze horen vertellen van de kleine Mozes, die werd achtergelaten in een biezen mandje, in de hoop dat iemand hem zou vinden. Daarom zwéég Poortje op dat cruciale moment. En dan zeggen de laatste regels van dit verhaal – en dat is toch wel heel ontroerend – misschien wordt Broertje gevonden, misschien wordt hij dan opgevoed in een heel ander soort gezin. Maar dan, als hij groot geworden is, dan komt er een moment dat zijn afkomst hem te machtig wordt.
Zo was het met Mozes ook.
Dat is Exodus 2:11. Hij gaat uit naar zijn broeders! Er komt een dag en dan wordt je afkomst je te machtig en dan ga je naar je broeders. Op een dag wordt je afkomst je te machtig en dan ga je naar huis, zoals ook de verloren zoon. Dan ga je terug naar je oorsprong. Een mens kan soms willen vergeten waar hij vandaan komt. Maar vergeten betekent de ballingschap. In de ballingschap probeer je alles te vergeten. En een mens kan leven in een roes en een mens kan willen ondergaan in de massa, maar op een dag word je wakker. En dan gaan je ogen open en je hart wordt wakker. Je hart ontwaakt en dan staat er zo mooi in Psalm 139:
“Als ik ontwaak, dan ben ik nog bij U” {Ps.139:18}.