De symboliek van het Hebreeuwse alfabet Deel 2
06-06-2010 door Dr. K.D. GovertsDe zesde letter t/m de negende letter
De waw, de zajin, de ceeth en de teeth
De Wav
Wav, letter en haak
De zesde letter van het Hebreeuwse alfabet, de wav of wau – w is te vergelijken met onze letter w. Deze letter bevat een bijzonder geheim. Het is eigenlijk een heel eenvoudige letter qua vorm, en tegelijk is deze letter toch ook van heel wezenlijk belang. De wav is niet alleen een letter, maar het Hebreeuwse woord wav betekent ook haak. De wav heeft de vorm en betekenis van een haak en drukt daarmee tegelijk het begrip verbinding uit. Het lijkt heel simpel, want behalve dat deze letter een haak is, is het ook een heel klein woord in de Hebreeuwse taal, namelijk het woordje ‘en’. Hemel en aarde. Je komt dat woord in allerlei verbindingen tegen. Wat zou de taal zijn als je het woord en niet had? De eerste keer dat de wav in de Hebreeuwse bijbel voorkomt, namelijk in Genesis 1:1, is op zích al heel bijzonder. Het lijkt of alles steeds weer terugkomt bij het begin. In Genesis 1 wordt gezegd dat God de hemel en de aarde heeft geschapen. «In het begin (of: in een begin, beresjit) heeft geschapen (bara) God (Elohim) de hemelen (‘et hasjamajim) en de aarde (we‘et ha’arets)» Gen.1:1. De wav is de zesde letter. De getalswaarde is ook zes. Als we nu Genesis 1:1 gaan bekijken, blijkt ook, dat de wav in de Hebreeuwse tekst het zesde woord is. Het zesde woord begint met de zesde letter. Het zesde woord van die openingstekst waarin – om zo te zeggen – de basis wordt gelegd voor heel het werk van God, begint met een wav. Je kunt de wóórden gaan bekijken, je kunt ook even aandacht geven aan de létters en dan blijkt dat die wav hier de 22e letter is van de bijbel, waarbij je even bedenken moet dat het Hebreeuwse alfabet ook 22 letters omvat. Dus het is ook weer een heel bijzondere plek die deze letter krijgt in de tekst. Het is de 22e letter van het vers, alsof daarmee alles is gezegd. En dan staat er dus: «Beresjit bara Elohim ‘et hasjamajim we’et ha’arets».
Niets valt buiten zijn schepping!
Twee keer staat in bovenstaande tekst het woord ‘et. Nu is het lastige hiervan, dat je dat woord ‘et niet vertaalt. Wat achtergrondinformatie over de grammatica leert ons, dat het woordje ‘et de nota accusativi is. Dat is dus een woordje om aan te duiden dat er nu een lijdend voorwerp komt, een vierde naamval.
Hij schiep: ’et hasjamajim.
Destijds zou je in het Nederlands zeggen: Hij schiep den hemel en Hij schiep de aarde. Het woordje ‘et is om aan te duiden, dat er nu iets komt dat het object, het voorwerp van het scheppen is: wàt wordt er geschapen? Vroeger waren er bij zinsontleding van die leuke voorbeelden, zoals: Hij geeft de jongen een klap. In deze zin is ‘een klap’ lijdend voorwerp en ‘de jongen’ meewerkend voorwerp. Dat is dus duidelijk en simpel en dat begrijpt iedereen. Zo werkt dat in de grammatica. Hier heb je dan in het Hebreeuws de manier om aan te geven, dat er nu een lijdend voorwerp komt. Je kunt dus ook zeggen: wat er volgt op het woord ‘et, houdt in wát er nu allemaal geschapen wordt, het voorwerp van Gods scheppende werkzaamheid wordt dan genoemd. God gaat scheppen, Hij gaat creëren en nu komt er als het ware een dubbele punt en daarna volgt heel dat scheppingswerk van Hem. De rabbijnen zeggen: nu is er toch wel heel iets merkwaardigs aan de hand, want dat woordje ‘et (wat voor ons nog steeds wat moeilijk vertaalbaar is) wordt geschreven met de eerste en de laatste letter van het alfabet, met de alef en de tav. Dat heeft dan deze betekenis: dat kleine woordje (wat je niet eens kunt vertalen), – bestaande uit een alef a en een tav t – omvat eigenlijk alle letters, want die zitten daartussen, die worden daardoor omsloten, die worden daardoor omvat. God gaat alef en tav scheppen, dus Hij schept daarmee eigenlijk alles! Niets valt er buiten de schepping! En dat wordt hier al even aangeduid in dat kleine onvertaalbare woordje dat dan hier ook nog tweemaal voorkomt. Alles is van Hem, er valt niets buiten Hem. Er is niets wat kan zeggen: ja maar, ik was er al. Alles is creatie van Hem. Alef, tav, daartussen ligt alles besloten wat er zou kunnen zijn. Uiteindelijk is al het denkbare, al het mogelijke wat je zou kunnen zeggen of zou kunnen bedenken, van a tot z schepsel, creatie van Hem. Dat is toch ook heel genadig en heel vertroostend, dat het alles uit Hem voortkomt. In wezen ligt daar in Genesis 1:1 al besloten wat Paulus zal zeggen aan het eind van Romeinen 11: «Want uit Hem en door Hem en naar Hem toe zijn alle dingen» Rom.11:36. Het begin van Genesis vertelt dat op een iets andere manier. Daar wordt het dan op deze wijze gezegd met dat kleine woordje ‘et. Je zou het haast in het Nederlands met een dubbele punt kunnen weergeven. Hij schiep: de hemelen en: de aarde. Hiermee wordt aangegeven: alles wat daar is – wat de Grieken noemen de kosmos, maar wat de Hebreeën noemen de hemelen en de aarde – wordt gezet onder dat voorteken ’et. Het is alles object van Hem en dus uiteindelijk is er eigenlijk maar één subject. Er is maar één onderwerp en dat is God, Elohim. Dat is de genade, die daar staat aan het begin. Jíj hoeft het niet te maken, het wórdt gemaakt. Daarmee wordt de mens meteen ontheven van alle krampachtigheid: wij moeten toch nodig eens iets gaan creëren. Daarmee wordt alles gelegd in de handen van Hem, die begon en die niet laat varen, wat zijn hand eenmaal begonnen is. Dat woord ‘et representeert het hele alfabet, het omvat alle verschillende objecten van de schepping, die in de hemel en de aarde bestaan. Daar zit dan iets in van die scheppingskracht, net alsof de verteller van Genesis wil zeggen: begin nu maar eens met te wandelen met je Maker en dan zul je veranderen. Dan zul je geschapen en herschapen worden.
Het gereedschap van de Maker
De zesde letter is dus een haak, die verbinding tot stand brengt. Nu zijn er in hoofdzaak in verband met die wav twee basispunten. Een mooie uitspraak luidt: ‘het Hebreeuws is de taal van de diepte’. De taal is eigenlijk een vorm van gereedschap. Dat zie je hier ook weer: er is sprake van een haak. Dat is ook zo’n stukje gereedschap, gereedschap om naar de diepte te gaan. En de diepte is in de stilte, in het zwijgen. Zo zijn die letters ook het fundament van de wereld en tegelijk ook een plaats waar je thúis bent. De letters vormen ook de bouwstenen van de schepping. Het zijn de oersymbolen van de goddelijke energie. God zet als het ware die letters neer om met behulp van die letters aan het werk te gaan. Dat is het gereedschap van de Maker. Zo kun je ook zeggen dat die letters universele wijsheden bevatten, die de basis van de schepping onthullen.
De middelste letter van de Torah
De wav is dus de letter van de verbinding, de samenbinding. De rabbijnen hebben daarover doorgedacht en zij hebben op een gegeven moment ook de vijf boeken van Mozes, die met elkaar één geheel vormen, van Genesis tot en met Deuteronomium, onderzocht in verband met de plaats van de letters in de Torah. Ze ontdekten toen, dat de middelste letter van de Torah een wav is. Van al die duizenden letters – volgens de Hebreeuwse telling zijn het er zo’n 600.000 – is uitgerekend de middelste van al die letters die éne letter, die de verbinding vormt. Dus in het hàrt van de Torah, in het hart van die onderwijzing van God staat een haak. De vijf boeken van Mozes zijn de vijf boeken van de ontferming. Je kunt ook zeggen: het zijn de vijf boeken van de verzoening en in het hàrt van de ontferming, in het hart van de verzoening, staat die haak, die samenbindt. De tekst, waar de wav als middelste letter staat, is Leviticus 11:42. In dat verband gaat het niet speciaal om het punt welke functie die wav dáár heeft, maar het gaat er wel om – en dat zie je dan ook in de Hebreeuwse teksten - dat die letter extra groot wordt geschreven. In Leviticus 11:42 staat dan een kolossale wav. Het staat daar zomaar in al de voorschriften, die gegeven worden over de reine en de onreine dieren. In Leviticus 11:42 wordt gesproken over «al wat gaat op zijn buik». En dat woord buik is in het Hebreeuws gachōn en daarin zit dan die ene letter verborgen, die het middelpunt vormt van heel de Torah. Het zit zomaar verscholen in zo’n klein woord. En opeens is daar dan die letter, die dan extra groot wordt geschreven en die ons wil vertellen: kijk, dit is nu het hart van alles wat God doet en geeft: verbinding, samenbinding. In wezen kun je zeggen, dat het ook een van de oergeheimen van de goddelijke wijsheid is. Daarom kun je ook zeggen: die letter is een van de bouwstenen van de schepping, een van die oerbeelden, een van die grondprincipes van de goddelijke wijsheid. De basis van de schepping is de samenbinding. De derde letter van het woord gachōn is de wav w. Deze wordt dus extra groot geschreven en staat op de helft van alle letters van de Torah. Als je daarover zou doordenken, dan zou je kunnen zeggen, dat het inderdaad om dat diepste innerlijk, om dat diepste wezen van de Torah gaat.
Levend water uit zijn binnenste
Het woord gachōn zou je zelfs nog kunnen verbinden met Johannes 7:38. «Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste (koilia) vloeien» Joh.7:38. Koilia (binnenste) is het Griekse woord voor ingewanden.
In Johannes 7:38 wordt gesproken over het binnenste, het innerlijk van de mens. Als je dit als metafoor, als symbolisch woord bekijkt, zie je dat daar wordt gesproken over het geheim van die verbinding, het samenbinden van datgene wat verdeeld is. Want in wezen is dat het geheim van de zesde letter. De zonde is altijd de scheurmaker. De zonde is datgene wat verdeelt, wat in tweeën doet breken, waardoor er breuken komen, waardoor er zoveel kapotgemaakt wordt. Maar het Evangelie is toch altijd weer datgene wat samenbindt, wat het hart weer héél maakt, wat de scherven van het leven weer bij elkaar brengt. Het Evangelie is de genezende kracht, de verzoenende werking, de héélmakende kracht, waardoor datgene wat beschadigd is weer samengebracht wordt, weer wordt verenigd.
De Naam van God
De zesde letter heeft dus een bijzondere betekenis in het gehele heilsplan van God. We gaan daar een paar aspecten van bekijken en we beginnen bij de naam van Adonai, de naam van God, de naam die je eigenlijk niet uitspreekt. Dan kom je bij het diepste geheim van het geloof: JHWH, de vier letters waarin in wezen zoveel verborgen ligt. Daar ligt het hart van ons denken, van ons geloven, van ons verwachten, want uiteindelijk ligt alles besloten in zijn naam. Als je nu kijkt naar de vier letters, die de naam van God spellen, waar ook vanouds heel veel over nagedacht is, mag je de vraag stellen: zou je die naam kúnnen uitspreken? Die naam blijft toch altijd een geheimenis, een verborgenheid, een mysterie. De naam JHWH – yhwh begint met een jod, dan komt de hee, het venster, dan komt er aan het eind nog een keer een hee, een venster en daartussen staat de wav, de verbinding. Dus in de naam, in het wezen van God, zit twee keer een venster of twee keer een ademtocht en daartussen is die verbindingsschakel. Dus daar ontdek je al weer zoveel over Gods hart, over hoe Hij eigenlijk is. In het wézen van God is twee keer dat venster, twee keer die ademtocht en daartussen die haak als verbinding tussen alles wat uit elkaar gevallen is. Gods wezen is verbinding maken. Daar is het venster van God en het venster van de mens, maar Hijzelf legt de verbinding tussen boven en beneden, tussen het ene hart en het andere hart. Hijzelf brengt die schakel tot stand. Als we nu de jod weglaten, ontstaat er een woord, dat hiermee te maken heeft: HWH – hwh. Kùn je zomaar een letter weglaten en wat houd je dan over? HWH spreek je uit als: howeh. Howeh is een vorm van het werkwoord zijn. Howeh betekent: de Zijnde oftewel: Hij die is.
Dat kennen we uit het boek Openbaring. Daar staat dat meteen al in de eerste verzen. «Genade zij u en vrede van Hem die is en die was en die komen zal» Op.1:4. «Hij die is» Terugvertaald vanuit het Grieks in het Hebreeuws, staat er dan Howeh.
«Hij die is (howeh), die was (hajah), Hij zal zijn (jihjèh)». Daar heb je die drie vormen van heden, verleden en toekomst. God omvat alle tijden. Howeh, HWH betekent: de Zijnde. Met die drie letters wordt aangegeven dat God de bron is van alle zijn, van alles wat bestaat, alles wat gekomen is en wat geworden is. Hij is de oorsprong van alles wat leeft of wat er kan zijn. Het is allemaal gegrond in Hem. Die drie letters geven al zoveel aan waar het eigenlijk op aan komt. Je ziet meteen ook dat daarmee die vijfde en zesde letter in één woord worden bevat. In God is het absolute zijn. Daarin zijn de twee hee’s – dat ene venster en dat andere, die ene ademhaling en die andere ademtocht – tot eenheid gemaakt door de wav die daar in het midden staat. En dan is daar alleen nog het zijn, onbegrensd. Dit is het reservoir, de bron van alle zijn. En dat zijn is alleen maar adem, ademtocht, de levensadem, die gegeven wordt.
Ik ben de Zijnde
Tegelijk merk je dat het woord howeh eigenlijk een ‘heel zacht woord’ is. Daar zit geen enkele scherpe medeklinker in. Het is een ademtocht en de wav heeft ook alleen maar een heel zachte klank; die letter ligt ook haast op de grens van het materiële en het immateriële. Dat is bijna onstoffelijk, alleen maar spiritueel, in de geest aanwezig, puur geestelijke kracht. Niet door geweld, niet door druk uit te oefenen, niet door scherpte, maar vanuit de innerlijke ademtocht van Hem die leeft, wordt alles tot stand gebracht. Zo is daar de aanwezigheid van Hem, die alles tot stand brengt en tot aanzijn roept, het absolute zijn. Daarom is het ook weer zo mooi dat het woord howeh, de Zijnde, eigenlijk ten grondslag ligt aan de openbaring, die God geeft aan Mozes: Ik zal er zijn. De Septuagint heeft in Exodus 3:14 ook vertaald: «Ik ben de Zijnde». Terugvertaald is dat: «Ik ben, Hij die is, Ik ben de Zijnde (Ani howeh)». Het mooie hiervan is, dat dit als het ware de basis is voor heel de uittocht. Van daaruit komt de exodus tot stand. Gods volk wordt uitgeleid. Dat gaat allemaal gebeuren vanuit dat howeh, de adem van God, die alles tot leven brengt, die in beweging zet. Het is ook weer heel treffend, dat datzelfde woord ook staat aan het begin van het boek Openbaring. Daarmee wordt dat laatste boek getoonzet met die drie letters: HWH. Met die drie letters wordt, om zo te zeggen, het hele boek Openbaring ingeleid, ingeluid.
HWH; dat zijn als het ware de geboorteweeën van de Schepper. Het is de adem waarmee Hij het nieuwe leven te voorschijn perst en te voorschijn brengt. Ik ben de Zijnde. Dan kan er nog wel van alles gebeuren en er kunnen allerlei machten en krachten gaan opspelen: er komt een beest uit de aarde en er komt een beest uit de zee. Maar eigenlijk is het belangrijkste al gezegd: HWH; daar kan geen tegenkracht tegenop. Dat is Gods eerste woord, dat is zijn scheppingswoord en daarin wordt dan de eenheid bewerkt. Dat is die grote verbinding die gelegd wordt, waardoor al het zijnde uit Hem voortkomt. Er kan ook niets zijn wat niet deze naam tot grondslag heeft. Wat niet vanuit deze bron komt, kan er in wezen niet zijn. Dat kan wel een poosje proberen zich te verheffen, dat kan wel eventjes de kop opsteken, zoals dat beest zijn kop gaat opsteken, maar uiteindelijk verpulvert het, valt het in elkaar en wordt het van binnenuit ontmanteld. Het heeft geen bestand, het heeft geen bestaan, want het heeft geen wortel. Alles wat werkelijk ís, begint vanuit dat HWH, Hij die is.
Het getal van de Godsnaam – 26
Het getal van de Godsnaam JHWH – yhwh is 26.
Jod = 10, hee = 5, wav = 6, hee = 5.
Die letters vormen een geheimenis. En dat is toch wel heel in het bijzonder het geval met dìt geheim, die naam van God, het getal 26. Ik zal er zijn. Of zoals het oorspronkelijk geweest moet zijn: een soort uitroep, een evocatie als mensen iets van Hem mochten ervaren en zeiden: Daar is Hij! Een uitroep als een herkenning, als een uiting van verwondering. De Leidse professor Eerdmans zei: Je moet waarschijnlijk uitspreken: Jahu, als een uitroep, zoals je het ook in veel eigennamen tegenkomt, zoals Elijahu, Jesjajahu. Al die eigennamen eindigen op jahu, de verborgen naam van God. Zo was daar die uitroep van verwondering en verbázing: daar is Hij!
Zesentwintig is de weg naar de voltooiing
De voorgaande scheppingen waren ook wel van God, dat was – om zo te zeggen – het voorspel, het voorbereidende handwerk, waarbij de materie vaak ook heel weerbarstig was. Daar zit natuurlijk wel in, dat er destijds zich van alles heeft afgespeeld. Je kunt natuurlijk ook zeggen, dat de rabbijnen in wezen het hele probleem van het kwaad weer hebben teruggeprojecteerd naar vóór de schepping, maar hoever kun je het terugplaatsen? Het getal 26 betekent ook, dat je dan je weg door het leven hebt afgelegd; dan ben je aan het eind van al je omzwervingen, dan ben je thuisgekomen. Dan kom je thuis in dat heiligdom, in die naam van God, dan kom je thuis bij zijn hart. De rabbijnen zeggen: In Genesis 1 wordt gesproken over ‘woest en ledig’ (tohu wa bohu). Dat waren die vorige scheppingen, want er zijn al 26 scheppingen geweest, voordat deze schepping tot stand kwam. Die 26 scheppingen vormen het voorspel en dan komt de eigenlijke schepping. Dan gaat God tot stand brengen wat in zijn hart was. Zesentwintig is de weg naar de voltooiing, de weg naar het hart van God, de weg om thuis te komen. Bij 26 ben je eindelijk aangekomen bij het Vaderhuis. Dan is het doel bereikt, dan is de naam van God tot een woning geworden, tot een plek waar je mag zíjn. Dan ben je gekomen bij de bron van al wat ís.
Want zijn goedertierenheid zal bestaan in eeuwigheid
In Psalm 136 staat 26 keer: God is goedertieren. «Want zijn goedertierenheid (zijn chesed, zijn verbondstrouw) zal bestaan in eeuwigheid» Ps.136. Goedertierenheid, chesed, is eigenlijk – als je het zou willen omschrijven naar zijn diepste betekenis – dat God trouw is aan zijn verbond. Buber vertaalt het met het Oud-Duitse woord Huld, de Gotteshuld, de verbondstrouw van de Eeuwige. Ein Holder is iemand die een verbondsrelatie heeft met een ander en die daar dan bestendig in is. Dus het is eigenlijk de bestendigheid in de verbondsrelatie. Het verbond omvat álles, daar valt niets buiten. Dat zei Breukelman ook al: Er is in heel de bijbel geen andere mens dan de verbondsmens en er is geen andere God dan de Verbonds-God. Dus dat verbond omvat in wezen alles van Genesis tot en met Openbaring.
De vloed en de toren
Je gaat ontdekken dat de naam van God (JHWH) zijn wezen, zijn karakter is. Maar je ontdekt tegelijk ook, dat de naam van God meegaat door de geschiedenis heen. God gaat door de wereldgeschiedenis heen. God gaat mee door heel die weg van de volkeren. Als God niet zou meegaan, zou heel de geschiedenis van de volkerenwereld alleen maar chaos en wanorde zijn. Dan zou het een doodlopende weg zijn. Af en toe zie je ook iets van dat ‘doodlopende’, van dat chaotische, zoals bij de zondvloed en de toren van Babel. Dat zijn dan van die momenten, waarop je denkt: nu breekt het kwaad helemaal open. Kan het nu ooit nog weer goed worden? Hoe kun je dat nog weer héél maken! In Genesis 1 tot en met 11 zijn er twee dieptepunten: de zondvloed en de toren van Babel. Maar, zegt de schrijver van het boek Genesis: de naam gaat mee, JHWH!
God is incognito aanwezig
Af en toe zie je er iets van hoe de naam van God meegaat. Bij Abraham kun je er iets van ontdekken, en zie je, dat in heel die gang van Abraham ook dat ‘gaan van God’ is. ‘Ik zal met u gaan uit Ur kasdim, uit het oerland door Egypte heen’. Daar zie je hoe die naam meegaat, de Zijnde, Hij die is. Hij gaat mee met Abraham op zijn halakhah, op zijn gang door de wereld. Maar kun je vóór Abraham ook een beetje ontdekken dat God meegaat, dat daar iets van die naam is? Je zou zeggen, dat ze toen eigenlijk die naam nog niet kenden. Die naam wordt in wezen ook pas geopenbaard bij Mozes. Mozes is bij het brandende braambos en dan gaat het gebeuren: Ik zal zijn, die Ik zijn zal. Mozes krijgt dat geheimenis van die naam verklaard. Dus die naam wás er al wel, alleen incognito. De profeet Jesaja zegt ook: «Gij zijt een God die zich verborgen houdt».
Hij ís er dus wel, maar op een verborgen manier. Dat zie je vandaag de dag ook, dus wat dat betreft is het ook heel actueel. Ook in deze tijd is er veel chaos, veel ‘tohu wa bohu’, ordeloos en vormeloos. Maar die naam van God is incognito aanwezig. Misschien is dat juist het speciale, ook wel het unieke van deze God, dat Hij er kennelijk behagen in schept incognito aanwezig te zijn. God zegt: Ik hoef niet zo nodig op het podium, laat Mij maar ergens in de zaal zitten, maar Ik heb wel de regie. Een goede regisseur zìe je ook niet. Je ziet de acteurs op het toneel, maar het zou een heel slechte regisseur zijn als hij de hele tijd over het toneel zou lopen. De aanwijzingen geeft Hij in het verborgene. Je ziet de spelers, die hun rol in het grote stuk spelen, maar de regisseur blijft ergens achter de schermen. Misschien dat hij af en toe éven zichtbaar wordt. Opeens zie je even iets van zijn voorbijgaan! Opeens is daar iets van die voorbijgang van de naam. Degenen die dat herkennen, kunnen dan eigenlijk alleen maar vol verbazing uitroepen: Jahu, daar is Hij! Het grote publiek zegt misschien: Zag je dan wat? Zo is er dat geheim van die naam.
De geschiedenis achter de schermen
Kunnen we die naam ook terugvinden in de eerste hoofdstukken van Genesis in de gang van de volkeren? Als we dat nu gaan zien, hebben we toch al heel wat ontdekt, want dan hebben we in ieder geval weer een basisprincipe gevonden: de aanwezigheid van God in de historie, in de wereldgeschiedenis. Is die wereldgeschiedenis nu zomaar een spel van allerlei krachten? Is dat alleen maar het recht van de sterkste? Is de wereldgeschiedenis het verhaal van allerlei machthebbers? De ene keer heet hij Nebukadnessar en de andere keer heet hij keizer Nero. Tot op vandaag de dag is er die lange rij van keizers en koningen en allerlei machthebbers. Maar is er ook nog een verbòrgen geschiedenis, wat Buber genoemd heeft: ‘de geschehende Geschichte’, de ‘geschiedende geschiedenis’. Dat is de geschiedenis achter de schermen. Er is een soort rode draad achter het wereldgebeuren. Dat komt niet in de krant, maar het komt wel in Genesis. Als je nu Genesis hebt en misschien nog een stukje van Exodus erbij, dan heb je meer dan duizend kranten. Wat duizend kranten u niet kunnen vertellen, dat hoort u in het eerste boek van de Schrift. God zegt: dat zal Ik heel verborgen in mijn eerste boek neerleggen. Daarom staat er ook telkens: «Wie het leest, geve er acht op». Of: «Wie het leest, moet het verstaan» Matt.24:15. Filippus zei ook tegen de kamerling: «Verstaat (herkent) gij wat gij leest?» Hand.8:30. Kun je de letters bij elkaar lezen? Want lezen is oorspronkelijk bij elkaar rapen. Vergelijk daarmee aren lezen, dat ‘aren bij elkaar rapen’ betekent. Kun je ergens in het boek Genesis de naam van God terugvinden? Niet alleen dat er af en toe JHWH staat, maar vind je zijn naam ook in de gang van de wereld? Er staat zo prachtig in een Oud-Engels lied:
God moves in a mysterious way.
God gaat zijn ongekende gang.
Vol donk’re majesteit,
Die in de zee zijn voetstap plant
en op de wolken rijdt.
Hij vertaalt de duisternis
In eind’lijk eeuwig licht.
God zegt: Je ziet wel heel wat duisternis, maar Ik geef de vertaling er wel bij, de ondertiteling. Dan ontdek je die achtergrond. Hij nodigt je uit en zegt: kom nu maar eens even áchter het toneel, achter de coulissen kijken. Dan zit je niet meer in de zaal, maar dan kijk je achter de schermen, achter de gordijnen. Wat gebeurt er achter de coulissen? Is daar misschien dat geheim van die naam?
De drie symbolieken van de wav
Er wordt vanouds gezegd, dat in de zesde letter in wezen drie symbolieken zitten.
1. Ten eerste is de verticale lijn van de wav w symbool van de verbinding tussen boven en beneden, de hemel en de aarde. De letter duidt op een straal van licht, die zó uit de hemel loodrecht naar beneden komt. Die wav is als het licht van God, een lichtstraal vanuit de hoge, zo ‘senkrecht von oben’, die in de duisternis van de ballingschap schijnt. De Joodse traditie zegt: In de duisternis van de ‘tsimstoem’ (God heeft zich teruggetrokken) komt die lichtstraal. De wav is dat eerste licht, dat ongeschapen licht, dat zo afdaalt naar de aarde, in deze wereld, maar ook in het mensenhart.
2. De tweede symboliek heeft ook te maken met de vorm van de letter. De wav w is een pilaar, die als een een zuil van licht staat opgericht.
3. Bij de derde symboliek wordt de wav als zesde letter beschouwd als het symbool w van de rechtopstaande mens, die op de zesde dag werd geschapen.
De rabbijnen zeggen: Als je al deze symbolieken met elkaar combineert, dan is de wav ook het symbool van de Messias, want de Messias is het Licht. Je kunt de lijn doortrekken naar Johannes 8: «Ik ben het licht der wereld» Joh.8:12.
* Ik ben het licht dat uit de hemel nederdaalt, die goddelijke lichtstraal.
* De Messias is de pilaar van de schepping, maar Hij is ook de pilaar van de toekomstige schepping. Hij is de zuil waar heel die toekomstige creatie op rust.
* Jezus is ook de volmaakte adam, de volmaakte mens, die rechtop kan staan te midden van alle stormen en weerstanden. In het boek Openbaring zie je die prachtige symboliek van dat staan, weergegeven in de woorden «Hij, die overwint, zal staan». De mens, die staat voor de Eeuwige.
Zitten of staan
Naar aanleiding van het woord ‘staan’ het volgende verhaal.
Er is een klein artikel verschenen met het opschrift: ‘Zitten of staan’.
Goethe schreef staande en dat is eigenlijk heel merkwaardig. Wij zijn gewend zittend te schrijven. Maar de dichter Goethe schreef en dicteerde staande. Zijn hoge lessenaar met daaronder een schitterende ladenkast om de volgeschreven vellen op te bergen, staat nog in zijn werkkamer in het ‘Goethe Haus’ in Weimar. De dichter P.C. Hooft schreef ook staande en eenzelfde lessenaar als hij gebruikte, is te vinden op het Muiderslot. In een gedicht van Nijhoff wordt geschreven over een kind, dat aan zijn schrijftafel stáát te schrijven op een lei. De schrijver stáát. Staande schrijven geeft – volgens een kenner – de mogelijkheid totrondlopen. Als gedachten stokken, breng je ze wandelend weer op gang. Al wandelend krijg je misschien weer inspiratie. En in de Stoa bij de oude Grieken is er veel denkend gedrenteld. Wie zittend geen inspiratie meer heeft, moet zich telkens van zijn stoel verheffen en dat is dan meestal een irritante bezigheid. Je moet steeds weer van je stoel opstaan. Daarom blijf je maar zitten zonder nieuwe gedachten, waardoor er geen woord meer op papier komt. Làs men ook staande? Ik weet het niet. Ik heb altijd gedroomd van een hoge lessenaar waarop je even een boek legt om dat te kunnen raadplegen. Na gebruik zet je het boek weer in de kast en loopt peinzend terug naar je tafel. Maar de hele tijd staande lezen vereist een onmogelijke roerloosheid. Denk aan de zittende lezer, die zijn ellebogen op tafel zet en met twee handen zijn hoofd ondersteunt. Ik waarschuw, door ervaring geleerd, dat je er ontstoken slijmbeurzen van kunt krijgen. De dokters noemen die afwijking: studiebeurzen. De zitter hàngt vaak over zijn boek, wat ook geen fraai gezicht is en waardoor je een ingevallen borst krijgt. Wie achterover zit en het boek op een afstand voor zich houdt, wekt de indruk van verveling of onverschilligheid. Ik lees sinds kort aan een tafellessenaar; ik weet me heel gelukkig, maar ook plechtig. Zitten is oneerbiedig tegenover het boek, waarin alles stáát. Het hoort omgekeerd. Wie is er zo nederig, dat hij staande leest? Om over na te denken: in het boek stáát alles.
De volledige studie is in boekvorm te verkrijgen bij:
J. Bies
Schaperstraat 104
3317 LR Dordrecht
Tel:078-6510685
Giro 1292693
E-mail jan.bies@kpnplanet.nl
– Prijzen zijn excl. Verzendkosten
– Van elk boek wordt € 2.25 afgedragen aan het Afrika-fonds