De derde eed van God – Ik zal niet meer toornig zijn
03-12-2013 door Dr. K.D. GovertsVier keer staat er in het boek Jesaja dat God gaat zweren bij Zichzelf. De derde eed staat in Jesaja 54.
“Dit is Mij als in de dagen van Noach: zoals Ik gezworen heb, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden komen (weg van over te trekken de wateren over de aarde), zo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer toornig op u zal zijn noch u zal dreigen (schelden op u) {Jes.54:9}.
Septuagint: ‘als de dagen van Noach’. Eigenlijk staat er in de Hebreeuwse tekst ‘de wateren van Noach’. Het scheelt maar één letter: jemee (dagen – jamim). Door de jod weg te laten, staat er: mee (wateren). Mee Noach. De wateren zullen niet meer over de aarde gaan. De ballingen zitten in Babel en denken: het wordt niets meer. We hebben geen toekomst meer en we zitten voor altijd aan de rivieren van Babylon. We komen hier nooit meer vandaan. Het is een Babylonische zondvloed. We zullen de rest van onze dagen moeten slijten in Babylon. Is er nog leven na Babel? Dat kun je wel vergeten! ‘Noach was een overlevende’, zegt Maartje van Tijn. Noach kwam uit de grote vloed vandaan en toen zei God tegen Noach: dit gaat nooit meer gebeuren! Er komt nooit meer een vloed zoals deze. De aarde zal niet meer door water vergaan. God heeft gezworen, dat de wateren niet meer over de aarde zouden trekken. Er staat aan het eind van vers 9 niet dreigen, maar schelden (qa‘ar). God dreigt niet, dat doen alleen ouders die niet zo goed kunnen opvoeden. Zij dreigen hun kinderen. De Eeuwige zegt: Ik zal niet meer toornig op je zijn en Ik zal ook niet meer schelden. De ballingen hadden het verdiend, ze hadden het ernaar gemaakt. Ze hadden de Torah aan de kant geschoven en er niets van terecht gebracht. Ze hadden steeds opnieuw verkeerde daden verricht. Dan zegt God: We gaan het anders doen, omdat Ik het ga doen. Het hangt van Mij af. In een preek werd gezegd: de mensen kunnen wel weglopen, maar niet teruglopen. Een kind kan van huis weglopen, maar weet dan op een gegeven moment de weg terug niet meer te vinden. God houdt de draad van je leven vast.
Johannes Helder zegt in dat prachtige lied:
De draad die door des doolhofs gangen leidt.
Gij trekt, Gij spant
en het einde is in Uwe hand.
Daarom staat er ook, “Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke. {Joh.6:44}. Hij trekt van zijn kant; ‘het einde is in uwe hand’. ‘Des doolhofs gangen’ is het labyrint van het leven. “Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid (verbondstrouw) zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen, zegt uw Ontfermer (merachameekh), de HERE” {Jes.54:10}. Chouraqui: ‘Hij die u bemoedert’. Hij gebruikt hier het woord matricier. Dat betekent ontferming, gesymboliseerd door de moederschoot. In de woordstam racham (ontfermen) zit ook het woord rèchem (moederschoot). Matricier = bemoederen. Mater = moeder. Materia = materie (‘moederstof’). Uit welke materie, uit welk moederstof, uit welk moederschap ben je gemaakt. De moeder is een beeld van de tederheid van God.