Boze geest
24-09-2010 door Joop NevenEen boze geest, die van de Here kwam.
Er is ook een vertaling vanuit het Hebreeuws, die vertaalt dat woord “ruach” hier met een werkwoordvorm, je zou dan eigenlijk moeten spreken van een “boos geesten”. Het gaat hier niet zozeer om een geest, maar meer om een “geesten”, je zou kunnen spreken van een “geesteswerking” of van een “blazen”. In deze tekst moeten we niet denken aan een demon. Als de Tenach spreekt over de negatieve kant van de geestelijke wereld, spreken ze niet zozeer over demonen, maar over goden. Die lijn zie je vooral in Exodus en in Deuteronomium, waar sprake is van goden of afgoden. Je moet hier van die “boze geest” dus niet zeggen: het is een demon. Maar het gaat er meer om, dat het een “boze werking in Sauls geest” was. “van de Here” Als Saul nooit een relatie met God gehad had, had dit allemaal ook geen rol gespeeld. Bij Saul zal steeds door zijn hoofd hebben gespeeld wat Samuël zei: “hoor naar de woorden des Heren”.